Vervoeging van desaprovechar
Onbepaalde wijs (infinitief): desaprovechar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo desaprovecho
- tú desaprovechas
- él/ella desaprovecha
- nosotros desaprovechamos
- vosotros desaprovecháis
- ellos/ellas desaprovechan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik laat na
- jij laat na
- hij/zij/het laat na
- wij laten na
- jullie laten na
- zij laten na
Indefinido
- yo desaproveché
- tú desaprovechaste
- él/ella desaprovechó
- nosotros desaprovechamos
- vosotros desaprovechasteis
- ellos/ellas desaprovecharon
Onvoltooid verleden tijd
- ik liet na
- jij liet na
- hij/zij/het liet na
- wij lieten na
- jullie lieten na
- zij lieten na
Pretérito perfecto compuesto
- yo he desaprovechado
- tú has desaprovechado
- él/ella ha desaprovechado
- nosotros hemos desaprovechado
- vosotros habéis desaprovechado
- ellos/ellas han desaprovechado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb nagelaten
- jij hebt nagelaten
- hij/zij/het heeft nagelaten
- wij hebben nagelaten
- jullie hebben nagelaten
- zij hebben nagelaten
Pluscuamperfecto
- yo había desaprovechado
- tú habías desaprovechado
- él/ella había desaprovechado
- nosotros habíamos desaprovechado
- vosotros habíais desaprovechado
- ellos/ellas habían desaprovechado
Voltooid verleden tijd
- ik had nagelaten
- jij had nagelaten
- hij/zij/het had nagelaten
- wij hadden nagelaten
- jullie hadden nagelaten
- zij hadden nagelaten
Futuro I
- yo desaprovecharé
- tú desaprovecharás
- él/ella desaprovechará
- nosotros desaprovecharemos
- vosotros desaprovecharéis
- ellos/ellas desaprovecharán
Toekomende tijd I
- ik zal nalaten
- jij zult nalaten
- hij/zij/het zal nalaten
- wij zullen nalaten
- jullie zullen nalaten
- zij zullen nalaten
Futuro perfecto
- yo habré desaprovechado
- tú habrás desaprovechado
- él/ella habrá desaprovechado
- nosotros habremos desaprovechado
- vosotros habréis desaprovechado
- ellos/ellas habrán desaprovechado
Toekomende tijd II
- ik zal nagelaten hebben
- jij zult nagelaten hebben
- hij/zij/het zal nagelaten hebben
- wij zullen nagelaten hebben
- jullie zullen nagelaten hebben
- zij zullen nagelaten hebben
Condicional
- yo desaprovecharía
- tú desaprovecharías
- él/ella desaprovecharía
- nosotros desaprovecharíamos
- vosotros desaprovecharíais
- ellos/ellas desaprovecharían
Conditionalis I
- ik zou nalaten
- jij zou nalaten
- hij/zij/het zou nalaten
- wij zouden nalaten
- jullie zouden nalaten
- zij zouden nalaten
Condicional perfecto
- yo habría desaprovechado
- tú habrías desaprovechado
- él/ella habría desaprovechado
- nosotros habríamos desaprovechado
- vosotros habríais desaprovechado
- ellos/ellas habrían desaprovechado
Conditionalis II
- ik zou hebben nagelaten
- jij zou hebben nagelaten
- hij/zij/het zou hebben nagelaten
- wij zouden hebben nagelaten
- jullie zouden hebben nagelaten
- zij zouden hebben nagelaten
Imperativo presente
- tú desaprovecha
- vosotros desaprovechad
Imperatief
- jij laat na
- jullie laat na