Vervoeging van descender
Onbepaalde wijs (infinitief): descender
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo desciendo
- tú desciendes
- él/ella desciende
- nosotros descendemos
- vosotros descendéis
- ellos/ellas descienden
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik daal af
- jij daalt af
- hij/zij/het daalt af
- wij dalen af
- jullie dalen af
- zij dalen af
Indefinido
- yo descendí
- tú descendiste
- él/ella descendió
- nosotros descendimos
- vosotros descendisteis
- ellos/ellas descendieron
Onvoltooid verleden tijd
- ik daalde af
- jij daalde af
- hij/zij/het daalde af
- wij daalden af
- jullie daalden af
- zij daalden af
Pretérito perfecto compuesto
- yo he descendido
- tú has descendido
- él/ella ha descendido
- nosotros hemos descendido
- vosotros habéis descendido
- ellos/ellas han descendido
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben afgedaald
- jij bent afgedaald
- hij/zij/het is afgedaald
- wij zijn afgedaald
- jullie zijn afgedaald
- zij zijn afgedaald
Pluscuamperfecto
- yo había descendido
- tú habías descendido
- él/ella había descendido
- nosotros habíamos descendido
- vosotros habíais descendido
- ellos/ellas habían descendido
Voltooid verleden tijd
- ik was afgedaald
- jij was afgedaald
- hij/zij/het was afgedaald
- wij waren afgedaald
- jullie waren afgedaald
- zij waren afgedaald
Futuro I
- yo descenderé
- tú descenderás
- él/ella descenderá
- nosotros descenderemos
- vosotros descenderéis
- ellos/ellas descenderán
Toekomende tijd I
- ik zal afdalen
- jij zult afdalen
- hij/zij/het zal afdalen
- wij zullen afdalen
- jullie zullen afdalen
- zij zullen afdalen
Futuro perfecto
- yo habré descendido
- tú habrás descendido
- él/ella habrá descendido
- nosotros habremos descendido
- vosotros habréis descendido
- ellos/ellas habrán descendido
Toekomende tijd II
- ik zal afgedaald zijn
- jij zult afgedaald zijn
- hij/zij/het zal afgedaald zijn
- wij zullen afgedaald zijn
- jullie zullen afgedaald zijn
- zij zullen afgedaald zijn
Condicional
- yo descendería
- tú descenderías
- él/ella descendería
- nosotros descenderíamos
- vosotros descenderíais
- ellos/ellas descenderían
Conditionalis I
- ik zou afdalen
- jij zou afdalen
- hij/zij/het zou afdalen
- wij zouden afdalen
- jullie zouden afdalen
- zij zouden afdalen
Condicional perfecto
- yo habría descendido
- tú habrías descendido
- él/ella habría descendido
- nosotros habríamos descendido
- vosotros habríais descendido
- ellos/ellas habrían descendido
Conditionalis II
- ik zou zijn afgedaald
- jij zou zijn afgedaald
- hij/zij/het zou zijn afgedaald
- wij zouden zijn afgedaald
- jullie zouden zijn afgedaald
- zij zouden zijn afgedaald
Imperativo presente
- tú desciende
- vosotros descended
Imperatief
- jij daal af
- jullie daalt af