Vervoeging van dictaminar
Onbepaalde wijs (infinitief): dictaminar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo dictamino
- tú dictaminas
- él/ella dictamina
- nosotros dictaminamos
- vosotros dictamináis
- ellos/ellas dictaminan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik refereer
- jij refereert
- hij/zij/het refereert
- wij refereren
- jullie refereren
- zij refereren
Indefinido
- yo dictaminé
- tú dictaminaste
- él/ella dictaminó
- nosotros dictaminamos
- vosotros dictaminasteis
- ellos/ellas dictaminaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik refereerde
- jij refereerde
- hij/zij/het refereerde
- wij refereerden
- jullie refereerden
- zij refereerden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he dictaminado
- tú has dictaminado
- él/ella ha dictaminado
- nosotros hemos dictaminado
- vosotros habéis dictaminado
- ellos/ellas han dictaminado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gerefereerd
- jij hebt gerefereerd
- hij/zij/het heeft gerefereerd
- wij hebben gerefereerd
- jullie hebben gerefereerd
- zij hebben gerefereerd
Pluscuamperfecto
- yo había dictaminado
- tú habías dictaminado
- él/ella había dictaminado
- nosotros habíamos dictaminado
- vosotros habíais dictaminado
- ellos/ellas habían dictaminado
Voltooid verleden tijd
- ik had gerefereerd
- jij had gerefereerd
- hij/zij/het had gerefereerd
- wij hadden gerefereerd
- jullie hadden gerefereerd
- zij hadden gerefereerd
Futuro I
- yo dictaminaré
- tú dictaminarás
- él/ella dictaminará
- nosotros dictaminaremos
- vosotros dictaminaréis
- ellos/ellas dictaminarán
Toekomende tijd I
- ik zal refereren
- jij zult refereren
- hij/zij/het zal refereren
- wij zullen refereren
- jullie zullen refereren
- zij zullen refereren
Futuro perfecto
- yo habré dictaminado
- tú habrás dictaminado
- él/ella habrá dictaminado
- nosotros habremos dictaminado
- vosotros habréis dictaminado
- ellos/ellas habrán dictaminado
Toekomende tijd II
- ik zal gerefereerd hebben
- jij zult gerefereerd hebben
- hij/zij/het zal gerefereerd hebben
- wij zullen gerefereerd hebben
- jullie zullen gerefereerd hebben
- zij zullen gerefereerd hebben
Condicional
- yo dictaminaría
- tú dictaminarías
- él/ella dictaminaría
- nosotros dictaminaríamos
- vosotros dictaminaríais
- ellos/ellas dictaminarían
Conditionalis I
- ik zou refereren
- jij zou refereren
- hij/zij/het zou refereren
- wij zouden refereren
- jullie zouden refereren
- zij zouden refereren
Condicional perfecto
- yo habría dictaminado
- tú habrías dictaminado
- él/ella habría dictaminado
- nosotros habríamos dictaminado
- vosotros habríais dictaminado
- ellos/ellas habrían dictaminado
Conditionalis II
- ik zou hebben gerefereerd
- jij zou hebben gerefereerd
- hij/zij/het zou hebben gerefereerd
- wij zouden hebben gerefereerd
- jullie zouden hebben gerefereerd
- zij zouden hebben gerefereerd
Imperativo presente
- tú dictamina
- vosotros dictaminad
Imperatief
- jij refereer
- jullie refereert