Vervoeging van digerir
Onbepaalde wijs (infinitief): digerir
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo digiero
- tú digieres
- él/ella digiere
- nosotros digerimos
- vosotros digerís
- ellos/ellas digieren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik digereer
- jij digereert
- hij/zij/het digereert
- wij digereren
- jullie digereren
- zij digereren
Indefinido
- yo digerí
- tú digeriste
- él/ella digirió
- nosotros digerimos
- vosotros digeristeis
- ellos/ellas digirieron
Onvoltooid verleden tijd
- ik digereerde
- jij digereerde
- hij/zij/het digereerde
- wij digereerden
- jullie digereerden
- zij digereerden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he digerido
- tú has digerido
- él/ella ha digerido
- nosotros hemos digerido
- vosotros habéis digerido
- ellos/ellas han digerido
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedigereerd
- jij hebt gedigereerd
- hij/zij/het heeft gedigereerd
- wij hebben gedigereerd
- jullie hebben gedigereerd
- zij hebben gedigereerd
Pluscuamperfecto
- yo había digerido
- tú habías digerido
- él/ella había digerido
- nosotros habíamos digerido
- vosotros habíais digerido
- ellos/ellas habían digerido
Voltooid verleden tijd
- ik had gedigereerd
- jij had gedigereerd
- hij/zij/het had gedigereerd
- wij hadden gedigereerd
- jullie hadden gedigereerd
- zij hadden gedigereerd
Futuro I
- yo digeriré
- tú digerirás
- él/ella digerirá
- nosotros digeriremos
- vosotros digeriréis
- ellos/ellas digerirán
Toekomende tijd I
- ik zal digereren
- jij zult digereren
- hij/zij/het zal digereren
- wij zullen digereren
- jullie zullen digereren
- zij zullen digereren
Futuro perfecto
- yo habré digerido
- tú habrás digerido
- él/ella habrá digerido
- nosotros habremos digerido
- vosotros habréis digerido
- ellos/ellas habrán digerido
Toekomende tijd II
- ik zal gedigereerd hebben
- jij zult gedigereerd hebben
- hij/zij/het zal gedigereerd hebben
- wij zullen gedigereerd hebben
- jullie zullen gedigereerd hebben
- zij zullen gedigereerd hebben
Condicional
- yo digeriría
- tú digerirías
- él/ella digeriría
- nosotros digeriríamos
- vosotros digeriríais
- ellos/ellas digerirían
Conditionalis I
- ik zou digereren
- jij zou digereren
- hij/zij/het zou digereren
- wij zouden digereren
- jullie zouden digereren
- zij zouden digereren
Condicional perfecto
- yo habría digerido
- tú habrías digerido
- él/ella habría digerido
- nosotros habríamos digerido
- vosotros habríais digerido
- ellos/ellas habrían digerido
Conditionalis II
- ik zou hebben gedigereerd
- jij zou hebben gedigereerd
- hij/zij/het zou hebben gedigereerd
- wij zouden hebben gedigereerd
- jullie zouden hebben gedigereerd
- zij zouden hebben gedigereerd
Imperativo presente
- tú digiere
- vosotros digerid
Imperatief
- jij digereer
- jullie digereert