Vervoeging van engatusar
Onbepaalde wijs (infinitief): engatusar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo engatuso
- tú engatusas
- él/ella engatusa
- nosotros engatusamos
- vosotros engatusáis
- ellos/ellas engatusan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik fleem
- jij fleemt
- hij/zij/het fleemt
- wij flemen
- jullie flemen
- zij flemen
Indefinido
- yo engatusé
- tú engatusaste
- él/ella engatusó
- nosotros engatusamos
- vosotros engatusasteis
- ellos/ellas engatusaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik fleemde
- jij fleemde
- hij/zij/het fleemde
- wij fleemden
- jullie fleemden
- zij fleemden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he engatusado
- tú has engatusado
- él/ella ha engatusado
- nosotros hemos engatusado
- vosotros habéis engatusado
- ellos/ellas han engatusado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gefleemd
- jij hebt gefleemd
- hij/zij/het heeft gefleemd
- wij hebben gefleemd
- jullie hebben gefleemd
- zij hebben gefleemd
Pluscuamperfecto
- yo había engatusado
- tú habías engatusado
- él/ella había engatusado
- nosotros habíamos engatusado
- vosotros habíais engatusado
- ellos/ellas habían engatusado
Voltooid verleden tijd
- ik had gefleemd
- jij had gefleemd
- hij/zij/het had gefleemd
- wij hadden gefleemd
- jullie hadden gefleemd
- zij hadden gefleemd
Futuro I
- yo engatusaré
- tú engatusarás
- él/ella engatusará
- nosotros engatusaremos
- vosotros engatusaréis
- ellos/ellas engatusarán
Toekomende tijd I
- ik zal flemen
- jij zult flemen
- hij/zij/het zal flemen
- wij zullen flemen
- jullie zullen flemen
- zij zullen flemen
Futuro perfecto
- yo habré engatusado
- tú habrás engatusado
- él/ella habrá engatusado
- nosotros habremos engatusado
- vosotros habréis engatusado
- ellos/ellas habrán engatusado
Toekomende tijd II
- ik zal gefleemd hebben
- jij zult gefleemd hebben
- hij/zij/het zal gefleemd hebben
- wij zullen gefleemd hebben
- jullie zullen gefleemd hebben
- zij zullen gefleemd hebben
Condicional
- yo engatusaría
- tú engatusarías
- él/ella engatusaría
- nosotros engatusaríamos
- vosotros engatusaríais
- ellos/ellas engatusarían
Conditionalis I
- ik zou flemen
- jij zou flemen
- hij/zij/het zou flemen
- wij zouden flemen
- jullie zouden flemen
- zij zouden flemen
Condicional perfecto
- yo habría engatusado
- tú habrías engatusado
- él/ella habría engatusado
- nosotros habríamos engatusado
- vosotros habríais engatusado
- ellos/ellas habrían engatusado
Conditionalis II
- ik zou hebben gefleemd
- jij zou hebben gefleemd
- hij/zij/het zou hebben gefleemd
- wij zouden hebben gefleemd
- jullie zouden hebben gefleemd
- zij zouden hebben gefleemd
Imperativo presente
- tú engatusa
- vosotros engatusad
Imperatief
- jij fleem
- jullie fleemt