Vervoeging van enhebrar
Onbepaalde wijs (infinitief): enhebrar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo enhebro
- tú enhebras
- él/ella enhebra
- nosotros enhebramos
- vosotros enhebráis
- ellos/ellas enhebran
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik steek in
- jij steekt in
- hij/zij/het steekt in
- wij steken in
- jullie steken in
- zij steken in
Indefinido
- yo enhebré
- tú enhebraste
- él/ella enhebró
- nosotros enhebramos
- vosotros enhebrasteis
- ellos/ellas enhebraron
Onvoltooid verleden tijd
- ik stak in
- jij stak in
- hij/zij/het stak in
- wij staken in
- jullie staken in
- zij staken in
Pretérito perfecto compuesto
- yo he enhebrado
- tú has enhebrado
- él/ella ha enhebrado
- nosotros hemos enhebrado
- vosotros habéis enhebrado
- ellos/ellas han enhebrado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingestoken
- jij hebt ingestoken
- hij/zij/het heeft ingestoken
- wij hebben ingestoken
- jullie hebben ingestoken
- zij hebben ingestoken
Pluscuamperfecto
- yo había enhebrado
- tú habías enhebrado
- él/ella había enhebrado
- nosotros habíamos enhebrado
- vosotros habíais enhebrado
- ellos/ellas habían enhebrado
Voltooid verleden tijd
- ik had ingestoken
- jij had ingestoken
- hij/zij/het had ingestoken
- wij hadden ingestoken
- jullie hadden ingestoken
- zij hadden ingestoken
Futuro I
- yo enhebraré
- tú enhebrarás
- él/ella enhebrará
- nosotros enhebraremos
- vosotros enhebraréis
- ellos/ellas enhebrarán
Toekomende tijd I
- ik zal insteken
- jij zult insteken
- hij/zij/het zal insteken
- wij zullen insteken
- jullie zullen insteken
- zij zullen insteken
Futuro perfecto
- yo habré enhebrado
- tú habrás enhebrado
- él/ella habrá enhebrado
- nosotros habremos enhebrado
- vosotros habréis enhebrado
- ellos/ellas habrán enhebrado
Toekomende tijd II
- ik zal ingestoken hebben
- jij zult ingestoken hebben
- hij/zij/het zal ingestoken hebben
- wij zullen ingestoken hebben
- jullie zullen ingestoken hebben
- zij zullen ingestoken hebben
Condicional
- yo enhebraría
- tú enhebrarías
- él/ella enhebraría
- nosotros enhebraríamos
- vosotros enhebraríais
- ellos/ellas enhebrarían
Conditionalis I
- ik zou insteken
- jij zou insteken
- hij/zij/het zou insteken
- wij zouden insteken
- jullie zouden insteken
- zij zouden insteken
Condicional perfecto
- yo habría enhebrado
- tú habrías enhebrado
- él/ella habría enhebrado
- nosotros habríamos enhebrado
- vosotros habríais enhebrado
- ellos/ellas habrían enhebrado
Conditionalis II
- ik zou hebben ingestoken
- jij zou hebben ingestoken
- hij/zij/het zou hebben ingestoken
- wij zouden hebben ingestoken
- jullie zouden hebben ingestoken
- zij zouden hebben ingestoken
Imperativo presente
- tú enhebra
- vosotros enhebrad
Imperatief
- jij steek in
- jullie steekt in