Vervoeging van grabar
Onbepaalde wijs (infinitief): grabar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo grabo
- tú grabas
- él/ella graba
- nosotros grabamos
- vosotros grabáis
- ellos/ellas graban
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik graveer
- jij graveert
- hij/zij/het graveert
- wij graveren
- jullie graveren
- zij graveren
Indefinido
- yo grabé
- tú grabaste
- él/ella grabó
- nosotros grabamos
- vosotros grabasteis
- ellos/ellas grabaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik graveerde
- jij graveerde
- hij/zij/het graveerde
- wij graveerden
- jullie graveerden
- zij graveerden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he grabado
- tú has grabado
- él/ella ha grabado
- nosotros hemos grabado
- vosotros habéis grabado
- ellos/ellas han grabado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gegraveerd
- jij hebt gegraveerd
- hij/zij/het heeft gegraveerd
- wij hebben gegraveerd
- jullie hebben gegraveerd
- zij hebben gegraveerd
Pluscuamperfecto
- yo había grabado
- tú habías grabado
- él/ella había grabado
- nosotros habíamos grabado
- vosotros habíais grabado
- ellos/ellas habían grabado
Voltooid verleden tijd
- ik had gegraveerd
- jij had gegraveerd
- hij/zij/het had gegraveerd
- wij hadden gegraveerd
- jullie hadden gegraveerd
- zij hadden gegraveerd
Futuro I
- yo grabaré
- tú grabarás
- él/ella grabará
- nosotros grabaremos
- vosotros grabaréis
- ellos/ellas grabarán
Toekomende tijd I
- ik zal graveren
- jij zult graveren
- hij/zij/het zal graveren
- wij zullen graveren
- jullie zullen graveren
- zij zullen graveren
Futuro perfecto
- yo habré grabado
- tú habrás grabado
- él/ella habrá grabado
- nosotros habremos grabado
- vosotros habréis grabado
- ellos/ellas habrán grabado
Toekomende tijd II
- ik zal gegraveerd hebben
- jij zult gegraveerd hebben
- hij/zij/het zal gegraveerd hebben
- wij zullen gegraveerd hebben
- jullie zullen gegraveerd hebben
- zij zullen gegraveerd hebben
Condicional
- yo grabaría
- tú grabarías
- él/ella grabaría
- nosotros grabaríamos
- vosotros grabaríais
- ellos/ellas grabarían
Conditionalis I
- ik zou graveren
- jij zou graveren
- hij/zij/het zou graveren
- wij zouden graveren
- jullie zouden graveren
- zij zouden graveren
Condicional perfecto
- yo habría grabado
- tú habrías grabado
- él/ella habría grabado
- nosotros habríamos grabado
- vosotros habríais grabado
- ellos/ellas habrían grabado
Conditionalis II
- ik zou hebben gegraveerd
- jij zou hebben gegraveerd
- hij/zij/het zou hebben gegraveerd
- wij zouden hebben gegraveerd
- jullie zouden hebben gegraveerd
- zij zouden hebben gegraveerd
Imperativo presente
- tú graba
- vosotros grabad
Imperatief
- jij graveer
- jullie graveert