Vervoeging van husmear
Onbepaalde wijs (infinitief): husmear
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo husmeo
- tú husmeas
- él/ella husmea
- nosotros husmeamos
- vosotros husmeáis
- ellos/ellas husmean
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik snuif op
- jij snuift op
- hij/zij/het snuift op
- wij snuiven op
- jullie snuiven op
- zij snuiven op
Indefinido
- yo husmeé
- tú husmeaste
- él/ella husmeó
- nosotros husmeamos
- vosotros husmeasteis
- ellos/ellas husmearon
Onvoltooid verleden tijd
- ik snoof op
- jij snoof op
- hij/zij/het snoof op
- wij snoven op
- jullie snoven op
- zij snoven op
Pretérito perfecto compuesto
- yo he husmeado
- tú has husmeado
- él/ella ha husmeado
- nosotros hemos husmeado
- vosotros habéis husmeado
- ellos/ellas han husmeado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgesnoven
- jij hebt opgesnoven
- hij/zij/het heeft opgesnoven
- wij hebben opgesnoven
- jullie hebben opgesnoven
- zij hebben opgesnoven
Pluscuamperfecto
- yo había husmeado
- tú habías husmeado
- él/ella había husmeado
- nosotros habíamos husmeado
- vosotros habíais husmeado
- ellos/ellas habían husmeado
Voltooid verleden tijd
- ik had opgesnoven
- jij had opgesnoven
- hij/zij/het had opgesnoven
- wij hadden opgesnoven
- jullie hadden opgesnoven
- zij hadden opgesnoven
Futuro I
- yo husmearé
- tú husmearás
- él/ella husmeará
- nosotros husmearemos
- vosotros husmearéis
- ellos/ellas husmearán
Toekomende tijd I
- ik zal opsnuiven
- jij zult opsnuiven
- hij/zij/het zal opsnuiven
- wij zullen opsnuiven
- jullie zullen opsnuiven
- zij zullen opsnuiven
Futuro perfecto
- yo habré husmeado
- tú habrás husmeado
- él/ella habrá husmeado
- nosotros habremos husmeado
- vosotros habréis husmeado
- ellos/ellas habrán husmeado
Toekomende tijd II
- ik zal opgesnoven hebben
- jij zult opgesnoven hebben
- hij/zij/het zal opgesnoven hebben
- wij zullen opgesnoven hebben
- jullie zullen opgesnoven hebben
- zij zullen opgesnoven hebben
Condicional
- yo husmearía
- tú husmearías
- él/ella husmearía
- nosotros husmearíamos
- vosotros husmearíais
- ellos/ellas husmearían
Conditionalis I
- ik zou opsnuiven
- jij zou opsnuiven
- hij/zij/het zou opsnuiven
- wij zouden opsnuiven
- jullie zouden opsnuiven
- zij zouden opsnuiven
Condicional perfecto
- yo habría husmeado
- tú habrías husmeado
- él/ella habría husmeado
- nosotros habríamos husmeado
- vosotros habríais husmeado
- ellos/ellas habrían husmeado
Conditionalis II
- ik zou hebben opgesnoven
- jij zou hebben opgesnoven
- hij/zij/het zou hebben opgesnoven
- wij zouden hebben opgesnoven
- jullie zouden hebben opgesnoven
- zij zouden hebben opgesnoven
Imperativo presente
- tú husmea
- vosotros husmead
Imperatief
- jij snuif op
- jullie snuift op