Vervoeging van imitar
Onbepaalde wijs (infinitief): imitar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo imito
- tú imitas
- él/ella imita
- nosotros imitamos
- vosotros imitáis
- ellos/ellas imitan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik imiteer
- jij imiteert
- hij/zij/het imiteert
- wij imiteren
- jullie imiteren
- zij imiteren
Indefinido
- yo imité
- tú imitaste
- él/ella imitó
- nosotros imitamos
- vosotros imitasteis
- ellos/ellas imitaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik imiteerde
- jij imiteerde
- hij/zij/het imiteerde
- wij imiteerden
- jullie imiteerden
- zij imiteerden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he imitado
- tú has imitado
- él/ella ha imitado
- nosotros hemos imitado
- vosotros habéis imitado
- ellos/ellas han imitado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geïmiteerd
- jij hebt geïmiteerd
- hij/zij/het heeft geïmiteerd
- wij hebben geïmiteerd
- jullie hebben geïmiteerd
- zij hebben geïmiteerd
Pluscuamperfecto
- yo había imitado
- tú habías imitado
- él/ella había imitado
- nosotros habíamos imitado
- vosotros habíais imitado
- ellos/ellas habían imitado
Voltooid verleden tijd
- ik had geïmiteerd
- jij had geïmiteerd
- hij/zij/het had geïmiteerd
- wij hadden geïmiteerd
- jullie hadden geïmiteerd
- zij hadden geïmiteerd
Futuro I
- yo imitaré
- tú imitarás
- él/ella imitará
- nosotros imitaremos
- vosotros imitaréis
- ellos/ellas imitarán
Toekomende tijd I
- ik zal imiteren
- jij zult imiteren
- hij/zij/het zal imiteren
- wij zullen imiteren
- jullie zullen imiteren
- zij zullen imiteren
Futuro perfecto
- yo habré imitado
- tú habrás imitado
- él/ella habrá imitado
- nosotros habremos imitado
- vosotros habréis imitado
- ellos/ellas habrán imitado
Toekomende tijd II
- ik zal geïmiteerd hebben
- jij zult geïmiteerd hebben
- hij/zij/het zal geïmiteerd hebben
- wij zullen geïmiteerd hebben
- jullie zullen geïmiteerd hebben
- zij zullen geïmiteerd hebben
Condicional
- yo imitaría
- tú imitarías
- él/ella imitaría
- nosotros imitaríamos
- vosotros imitaríais
- ellos/ellas imitarían
Conditionalis I
- ik zou imiteren
- jij zou imiteren
- hij/zij/het zou imiteren
- wij zouden imiteren
- jullie zouden imiteren
- zij zouden imiteren
Condicional perfecto
- yo habría imitado
- tú habrías imitado
- él/ella habría imitado
- nosotros habríamos imitado
- vosotros habríais imitado
- ellos/ellas habrían imitado
Conditionalis II
- ik zou hebben geïmiteerd
- jij zou hebben geïmiteerd
- hij/zij/het zou hebben geïmiteerd
- wij zouden hebben geïmiteerd
- jullie zouden hebben geïmiteerd
- zij zouden hebben geïmiteerd
Imperativo presente
- tú imita
- vosotros imitad
Imperatief
- jij imiteer
- jullie imiteert