Vervoeging van medicar
Onbepaalde wijs (infinitief): medicar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo medico
- tú medicas
- él/ella medica
- nosotros medicamos
- vosotros medicáis
- ellos/ellas medican
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik behandel
- jij behandelt
- hij/zij/het behandelt
- wij behandelen
- jullie behandelen
- zij behandelen
Indefinido
- yo mediqué
- tú medicaste
- él/ella medicó
- nosotros medicamos
- vosotros medicasteis
- ellos/ellas medicaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik behandelde
- jij behandelde
- hij/zij/het behandelde
- wij behandelden
- jullie behandelden
- zij behandelden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he medicado
- tú has medicado
- él/ella ha medicado
- nosotros hemos medicado
- vosotros habéis medicado
- ellos/ellas han medicado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb behandeld
- jij hebt behandeld
- hij/zij/het heeft behandeld
- wij hebben behandeld
- jullie hebben behandeld
- zij hebben behandeld
Pluscuamperfecto
- yo había medicado
- tú habías medicado
- él/ella había medicado
- nosotros habíamos medicado
- vosotros habíais medicado
- ellos/ellas habían medicado
Voltooid verleden tijd
- ik had behandeld
- jij had behandeld
- hij/zij/het had behandeld
- wij hadden behandeld
- jullie hadden behandeld
- zij hadden behandeld
Futuro I
- yo medicaré
- tú medicarás
- él/ella medicará
- nosotros medicaremos
- vosotros medicaréis
- ellos/ellas medicarán
Toekomende tijd I
- ik zal behandelen
- jij zult behandelen
- hij/zij/het zal behandelen
- wij zullen behandelen
- jullie zullen behandelen
- zij zullen behandelen
Futuro perfecto
- yo habré medicado
- tú habrás medicado
- él/ella habrá medicado
- nosotros habremos medicado
- vosotros habréis medicado
- ellos/ellas habrán medicado
Toekomende tijd II
- ik zal behandeld hebben
- jij zult behandeld hebben
- hij/zij/het zal behandeld hebben
- wij zullen behandeld hebben
- jullie zullen behandeld hebben
- zij zullen behandeld hebben
Condicional
- yo medicaría
- tú medicarías
- él/ella medicaría
- nosotros medicaríamos
- vosotros medicaríais
- ellos/ellas medicarían
Conditionalis I
- ik zou behandelen
- jij zou behandelen
- hij/zij/het zou behandelen
- wij zouden behandelen
- jullie zouden behandelen
- zij zouden behandelen
Condicional perfecto
- yo habría medicado
- tú habrías medicado
- él/ella habría medicado
- nosotros habríamos medicado
- vosotros habríais medicado
- ellos/ellas habrían medicado
Conditionalis II
- ik zou hebben behandeld
- jij zou hebben behandeld
- hij/zij/het zou hebben behandeld
- wij zouden hebben behandeld
- jullie zouden hebben behandeld
- zij zouden hebben behandeld
Imperativo presente
- tú medica
- vosotros medicad
Imperatief
- jij behandel
- jullie behandelt