Vervoeging van notificar
Onbepaalde wijs (infinitief): notificar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo notifico
- tú notificas
- él/ella notifica
- nosotros notificamos
- vosotros notificáis
- ellos/ellas notifican
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik schrijf aan
- jij schrijft aan
- hij/zij/het schrijft aan
- wij schrijven aan
- jullie schrijven aan
- zij schrijven aan
Indefinido
- yo notifiqué
- tú notificaste
- él/ella notificó
- nosotros notificamos
- vosotros notificasteis
- ellos/ellas notificaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik schreef aan
- jij schreef aan
- hij/zij/het schreef aan
- wij schreven aan
- jullie schreven aan
- zij schreven aan
Pretérito perfecto compuesto
- yo he notificado
- tú has notificado
- él/ella ha notificado
- nosotros hemos notificado
- vosotros habéis notificado
- ellos/ellas han notificado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangeschreven
- jij hebt aangeschreven
- hij/zij/het heeft aangeschreven
- wij hebben aangeschreven
- jullie hebben aangeschreven
- zij hebben aangeschreven
Pluscuamperfecto
- yo había notificado
- tú habías notificado
- él/ella había notificado
- nosotros habíamos notificado
- vosotros habíais notificado
- ellos/ellas habían notificado
Voltooid verleden tijd
- ik had aangeschreven
- jij had aangeschreven
- hij/zij/het had aangeschreven
- wij hadden aangeschreven
- jullie hadden aangeschreven
- zij hadden aangeschreven
Futuro I
- yo notificaré
- tú notificarás
- él/ella notificará
- nosotros notificaremos
- vosotros notificaréis
- ellos/ellas notificarán
Toekomende tijd I
- ik zal aanschrijven
- jij zult aanschrijven
- hij/zij/het zal aanschrijven
- wij zullen aanschrijven
- jullie zullen aanschrijven
- zij zullen aanschrijven
Futuro perfecto
- yo habré notificado
- tú habrás notificado
- él/ella habrá notificado
- nosotros habremos notificado
- vosotros habréis notificado
- ellos/ellas habrán notificado
Toekomende tijd II
- ik zal aangeschreven hebben
- jij zult aangeschreven hebben
- hij/zij/het zal aangeschreven hebben
- wij zullen aangeschreven hebben
- jullie zullen aangeschreven hebben
- zij zullen aangeschreven hebben
Condicional
- yo notificaría
- tú notificarías
- él/ella notificaría
- nosotros notificaríamos
- vosotros notificaríais
- ellos/ellas notificarían
Conditionalis I
- ik zou aanschrijven
- jij zou aanschrijven
- hij/zij/het zou aanschrijven
- wij zouden aanschrijven
- jullie zouden aanschrijven
- zij zouden aanschrijven
Condicional perfecto
- yo habría notificado
- tú habrías notificado
- él/ella habría notificado
- nosotros habríamos notificado
- vosotros habríais notificado
- ellos/ellas habrían notificado
Conditionalis II
- ik zou hebben aangeschreven
- jij zou hebben aangeschreven
- hij/zij/het zou hebben aangeschreven
- wij zouden hebben aangeschreven
- jullie zouden hebben aangeschreven
- zij zouden hebben aangeschreven
Imperativo presente
- tú notifica
- vosotros notificad
Imperatief
- jij schrijf aan
- jullie schrijft aan