Vervoeging van obstruir
Onbepaalde wijs (infinitief): obstruir
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo obstruyo
- tú obstruyes
- él/ella obstruye
- nosotros obstruimos
- vosotros obstruís
- ellos/ellas obstruyen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik belemmer
- jij belemmert
- hij/zij/het belemmert
- wij belemmeren
- jullie belemmeren
- zij belemmeren
Indefinido
- yo obstruí
- tú obstruiste
- él/ella obstruyó
- nosotros obstruimos
- vosotros obstruisteis
- ellos/ellas obstruyeron
Onvoltooid verleden tijd
- ik belemmerde
- jij belemmerde
- hij/zij/het belemmerde
- wij belemmerden
- jullie belemmerden
- zij belemmerden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he obstruido
- tú has obstruido
- él/ella ha obstruido
- nosotros hemos obstruido
- vosotros habéis obstruido
- ellos/ellas han obstruido
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb belemmerd
- jij hebt belemmerd
- hij/zij/het heeft belemmerd
- wij hebben belemmerd
- jullie hebben belemmerd
- zij hebben belemmerd
Pluscuamperfecto
- yo había obstruido
- tú habías obstruido
- él/ella había obstruido
- nosotros habíamos obstruido
- vosotros habíais obstruido
- ellos/ellas habían obstruido
Voltooid verleden tijd
- ik had belemmerd
- jij had belemmerd
- hij/zij/het had belemmerd
- wij hadden belemmerd
- jullie hadden belemmerd
- zij hadden belemmerd
Futuro I
- yo obstruiré
- tú obstruirás
- él/ella obstruirá
- nosotros obstruiremos
- vosotros obstruiréis
- ellos/ellas obstruirán
Toekomende tijd I
- ik zal belemmeren
- jij zult belemmeren
- hij/zij/het zal belemmeren
- wij zullen belemmeren
- jullie zullen belemmeren
- zij zullen belemmeren
Futuro perfecto
- yo habré obstruido
- tú habrás obstruido
- él/ella habrá obstruido
- nosotros habremos obstruido
- vosotros habréis obstruido
- ellos/ellas habrán obstruido
Toekomende tijd II
- ik zal belemmerd hebben
- jij zult belemmerd hebben
- hij/zij/het zal belemmerd hebben
- wij zullen belemmerd hebben
- jullie zullen belemmerd hebben
- zij zullen belemmerd hebben
Condicional
- yo obstruiría
- tú obstruirías
- él/ella obstruiría
- nosotros obstruiríamos
- vosotros obstruiríais
- ellos/ellas obstruirían
Conditionalis I
- ik zou belemmeren
- jij zou belemmeren
- hij/zij/het zou belemmeren
- wij zouden belemmeren
- jullie zouden belemmeren
- zij zouden belemmeren
Condicional perfecto
- yo habría obstruido
- tú habrías obstruido
- él/ella habría obstruido
- nosotros habríamos obstruido
- vosotros habríais obstruido
- ellos/ellas habrían obstruido
Conditionalis II
- ik zou hebben belemmerd
- jij zou hebben belemmerd
- hij/zij/het zou hebben belemmerd
- wij zouden hebben belemmerd
- jullie zouden hebben belemmerd
- zij zouden hebben belemmerd
Imperativo presente
- tú obstruye
- vosotros obstruid
Imperatief
- jij belemmer
- jullie belemmert