Vervoeging van ocupar
Onbepaalde wijs (infinitief): ocupar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo ocupo
- tú ocupas
- él/ella ocupa
- nosotros ocupamos
- vosotros ocupáis
- ellos/ellas ocupan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bekleed
- jij bekleedt
- hij/zij/het bekleedt
- wij bekleden
- jullie bekleden
- zij bekleden
Indefinido
- yo ocupé
- tú ocupaste
- él/ella ocupó
- nosotros ocupamos
- vosotros ocupasteis
- ellos/ellas ocuparon
Onvoltooid verleden tijd
- ik bekleedde
- jij bekleedde
- hij/zij/het bekleedde
- wij bekleedden
- jullie bekleedden
- zij bekleedden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he ocupado
- tú has ocupado
- él/ella ha ocupado
- nosotros hemos ocupado
- vosotros habéis ocupado
- ellos/ellas han ocupado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bekleed
- jij hebt bekleed
- hij/zij/het heeft bekleed
- wij hebben bekleed
- jullie hebben bekleed
- zij hebben bekleed
Pluscuamperfecto
- yo había ocupado
- tú habías ocupado
- él/ella había ocupado
- nosotros habíamos ocupado
- vosotros habíais ocupado
- ellos/ellas habían ocupado
Voltooid verleden tijd
- ik had bekleed
- jij had bekleed
- hij/zij/het had bekleed
- wij hadden bekleed
- jullie hadden bekleed
- zij hadden bekleed
Futuro I
- yo ocuparé
- tú ocuparás
- él/ella ocupará
- nosotros ocuparemos
- vosotros ocuparéis
- ellos/ellas ocuparán
Toekomende tijd I
- ik zal bekleden
- jij zult bekleden
- hij/zij/het zal bekleden
- wij zullen bekleden
- jullie zullen bekleden
- zij zullen bekleden
Futuro perfecto
- yo habré ocupado
- tú habrás ocupado
- él/ella habrá ocupado
- nosotros habremos ocupado
- vosotros habréis ocupado
- ellos/ellas habrán ocupado
Toekomende tijd II
- ik zal bekleed hebben
- jij zult bekleed hebben
- hij/zij/het zal bekleed hebben
- wij zullen bekleed hebben
- jullie zullen bekleed hebben
- zij zullen bekleed hebben
Condicional
- yo ocuparía
- tú ocuparías
- él/ella ocuparía
- nosotros ocuparíamos
- vosotros ocuparíais
- ellos/ellas ocuparían
Conditionalis I
- ik zou bekleden
- jij zou bekleden
- hij/zij/het zou bekleden
- wij zouden bekleden
- jullie zouden bekleden
- zij zouden bekleden
Condicional perfecto
- yo habría ocupado
- tú habrías ocupado
- él/ella habría ocupado
- nosotros habríamos ocupado
- vosotros habríais ocupado
- ellos/ellas habrían ocupado
Conditionalis II
- ik zou hebben bekleed
- jij zou hebben bekleed
- hij/zij/het zou hebben bekleed
- wij zouden hebben bekleed
- jullie zouden hebben bekleed
- zij zouden hebben bekleed
Imperativo presente
- tú ocupa
- vosotros ocupad
Imperatief
- jij bekleed
- jullie bekleedt