Vervoeging van orinar
Onbepaalde wijs (infinitief): orinar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo orino
- tú orinas
- él/ella orina
- nosotros orinamos
- vosotros orináis
- ellos/ellas orinan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik pies
- jij piest
- hij/zij/het piest
- wij piesen
- jullie piesen
- zij piesen
Indefinido
- yo oriné
- tú orinaste
- él/ella orinó
- nosotros orinamos
- vosotros orinasteis
- ellos/ellas orinaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik pieste
- jij pieste
- hij/zij/het pieste
- wij piesten
- jullie piesten
- zij piesten
Pretérito perfecto compuesto
- yo he orinado
- tú has orinado
- él/ella ha orinado
- nosotros hemos orinado
- vosotros habéis orinado
- ellos/ellas han orinado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepiest
- jij hebt gepiest
- hij/zij/het heeft gepiest
- wij hebben gepiest
- jullie hebben gepiest
- zij hebben gepiest
Pluscuamperfecto
- yo había orinado
- tú habías orinado
- él/ella había orinado
- nosotros habíamos orinado
- vosotros habíais orinado
- ellos/ellas habían orinado
Voltooid verleden tijd
- ik had gepiest
- jij had gepiest
- hij/zij/het had gepiest
- wij hadden gepiest
- jullie hadden gepiest
- zij hadden gepiest
Futuro I
- yo orinaré
- tú orinarás
- él/ella orinará
- nosotros orinaremos
- vosotros orinaréis
- ellos/ellas orinarán
Toekomende tijd I
- ik zal piesen
- jij zult piesen
- hij/zij/het zal piesen
- wij zullen piesen
- jullie zullen piesen
- zij zullen piesen
Futuro perfecto
- yo habré orinado
- tú habrás orinado
- él/ella habrá orinado
- nosotros habremos orinado
- vosotros habréis orinado
- ellos/ellas habrán orinado
Toekomende tijd II
- ik zal gepiest hebben
- jij zult gepiest hebben
- hij/zij/het zal gepiest hebben
- wij zullen gepiest hebben
- jullie zullen gepiest hebben
- zij zullen gepiest hebben
Condicional
- yo orinaría
- tú orinarías
- él/ella orinaría
- nosotros orinaríamos
- vosotros orinaríais
- ellos/ellas orinarían
Conditionalis I
- ik zou piesen
- jij zou piesen
- hij/zij/het zou piesen
- wij zouden piesen
- jullie zouden piesen
- zij zouden piesen
Condicional perfecto
- yo habría orinado
- tú habrías orinado
- él/ella habría orinado
- nosotros habríamos orinado
- vosotros habríais orinado
- ellos/ellas habrían orinado
Conditionalis II
- ik zou hebben gepiest
- jij zou hebben gepiest
- hij/zij/het zou hebben gepiest
- wij zouden hebben gepiest
- jullie zouden hebben gepiest
- zij zouden hebben gepiest
Imperativo presente
- tú orina
- vosotros orinad
Imperatief
- jij pies
- jullie piest