Vervoeging van patear
Onbepaalde wijs (infinitief): patear
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo pateo
- tú pateas
- él/ella patea
- nosotros pateamos
- vosotros pateáis
- ellos/ellas patean
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik stamp
- jij stampt
- hij/zij/het stampt
- wij stampen
- jullie stampen
- zij stampen
Indefinido
- yo pateé
- tú pateaste
- él/ella pateó
- nosotros pateamos
- vosotros pateasteis
- ellos/ellas patearon
Onvoltooid verleden tijd
- ik stampte
- jij stampte
- hij/zij/het stampte
- wij stampten
- jullie stampten
- zij stampten
Pretérito perfecto compuesto
- yo he pateado
- tú has pateado
- él/ella ha pateado
- nosotros hemos pateado
- vosotros habéis pateado
- ellos/ellas han pateado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gestampt
- jij hebt gestampt
- hij/zij/het heeft gestampt
- wij hebben gestampt
- jullie hebben gestampt
- zij hebben gestampt
Pluscuamperfecto
- yo había pateado
- tú habías pateado
- él/ella había pateado
- nosotros habíamos pateado
- vosotros habíais pateado
- ellos/ellas habían pateado
Voltooid verleden tijd
- ik had gestampt
- jij had gestampt
- hij/zij/het had gestampt
- wij hadden gestampt
- jullie hadden gestampt
- zij hadden gestampt
Futuro I
- yo patearé
- tú patearás
- él/ella pateará
- nosotros patearemos
- vosotros patearéis
- ellos/ellas patearán
Toekomende tijd I
- ik zal stampen
- jij zult stampen
- hij/zij/het zal stampen
- wij zullen stampen
- jullie zullen stampen
- zij zullen stampen
Futuro perfecto
- yo habré pateado
- tú habrás pateado
- él/ella habrá pateado
- nosotros habremos pateado
- vosotros habréis pateado
- ellos/ellas habrán pateado
Toekomende tijd II
- ik zal gestampt hebben
- jij zult gestampt hebben
- hij/zij/het zal gestampt hebben
- wij zullen gestampt hebben
- jullie zullen gestampt hebben
- zij zullen gestampt hebben
Condicional
- yo patearía
- tú patearías
- él/ella patearía
- nosotros patearíamos
- vosotros patearíais
- ellos/ellas patearían
Conditionalis I
- ik zou stampen
- jij zou stampen
- hij/zij/het zou stampen
- wij zouden stampen
- jullie zouden stampen
- zij zouden stampen
Condicional perfecto
- yo habría pateado
- tú habrías pateado
- él/ella habría pateado
- nosotros habríamos pateado
- vosotros habríais pateado
- ellos/ellas habrían pateado
Conditionalis II
- ik zou hebben gestampt
- jij zou hebben gestampt
- hij/zij/het zou hebben gestampt
- wij zouden hebben gestampt
- jullie zouden hebben gestampt
- zij zouden hebben gestampt
Imperativo presente
- tú patea
- vosotros patead
Imperatief
- jij stamp
- jullie stampt