Vervoeging van percibir

Spaans

Nederlands

Indicativo presente

  • yo percibo
  • percibes
  • él/ella percibe
  • nosotros percibimos
  • vosotros percibís
  • ellos/ellas perciben

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik merk
  • jij merkt
  • hij/zij/het merkt
  • wij merken
  • jullie merken
  • zij merken

Indefinido

  • yo percibí
  • percibiste
  • él/ella percibió
  • nosotros percibimos
  • vosotros percibisteis
  • ellos/ellas percibieron

Onvoltooid verleden tijd

  • ik merkte
  • jij merkte
  • hij/zij/het merkte
  • wij merkten
  • jullie merkten
  • zij merkten

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he percibido
  • has percibido
  • él/ella ha percibido
  • nosotros hemos percibido
  • vosotros habéis percibido
  • ellos/ellas han percibido

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gemerkt
  • jij hebt gemerkt
  • hij/zij/het heeft gemerkt
  • wij hebben gemerkt
  • jullie hebben gemerkt
  • zij hebben gemerkt

Pluscuamperfecto

  • yo había percibido
  • habías percibido
  • él/ella había percibido
  • nosotros habíamos percibido
  • vosotros habíais percibido
  • ellos/ellas habían percibido

Voltooid verleden tijd

  • ik had gemerkt
  • jij had gemerkt
  • hij/zij/het had gemerkt
  • wij hadden gemerkt
  • jullie hadden gemerkt
  • zij hadden gemerkt

Futuro I

  • yo percibiré
  • percibirás
  • él/ella percibirá
  • nosotros percibiremos
  • vosotros percibiréis
  • ellos/ellas percibirán

Toekomende tijd I

  • ik zal merken
  • jij zult merken
  • hij/zij/het zal merken
  • wij zullen merken
  • jullie zullen merken
  • zij zullen merken

Futuro perfecto

  • yo habré percibido
  • habrás percibido
  • él/ella habrá percibido
  • nosotros habremos percibido
  • vosotros habréis percibido
  • ellos/ellas habrán percibido

Toekomende tijd II

  • ik zal gemerkt hebben
  • jij zult gemerkt hebben
  • hij/zij/het zal gemerkt hebben
  • wij zullen gemerkt hebben
  • jullie zullen gemerkt hebben
  • zij zullen gemerkt hebben

Condicional

  • yo percibiría
  • percibirías
  • él/ella percibiría
  • nosotros percibiríamos
  • vosotros percibiríais
  • ellos/ellas percibirían

Conditionalis I

  • ik zou merken
  • jij zou merken
  • hij/zij/het zou merken
  • wij zouden merken
  • jullie zouden merken
  • zij zouden merken

Condicional perfecto

  • yo habría percibido
  • habrías percibido
  • él/ella habría percibido
  • nosotros habríamos percibido
  • vosotros habríais percibido
  • ellos/ellas habrían percibido

Conditionalis II

  • ik zou hebben gemerkt
  • jij zou hebben gemerkt
  • hij/zij/het zou hebben gemerkt
  • wij zouden hebben gemerkt
  • jullie zouden hebben gemerkt
  • zij zouden hebben gemerkt

Imperativo presente

  • percibe
  • vosotros percibid

Imperatief

  • jij merk
  • jullie merkt