Vervoeging van perdonar
Onbepaalde wijs (infinitief): perdonar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo perdono
- tú perdonas
- él/ella perdona
- nosotros perdonamos
- vosotros perdonáis
- ellos/ellas perdonan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik begenadig
- jij begenadigt
- hij/zij/het begenadigt
- wij begenadigen
- jullie begenadigen
- zij begenadigen
Indefinido
- yo perdoné
- tú perdonaste
- él/ella perdonó
- nosotros perdonamos
- vosotros perdonasteis
- ellos/ellas perdonaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik begenadigde
- jij begenadigde
- hij/zij/het begenadigde
- wij begenadigden
- jullie begenadigden
- zij begenadigden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he perdonado
- tú has perdonado
- él/ella ha perdonado
- nosotros hemos perdonado
- vosotros habéis perdonado
- ellos/ellas han perdonado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb begenadigd
- jij hebt begenadigd
- hij/zij/het heeft begenadigd
- wij hebben begenadigd
- jullie hebben begenadigd
- zij hebben begenadigd
Pluscuamperfecto
- yo había perdonado
- tú habías perdonado
- él/ella había perdonado
- nosotros habíamos perdonado
- vosotros habíais perdonado
- ellos/ellas habían perdonado
Voltooid verleden tijd
- ik had begenadigd
- jij had begenadigd
- hij/zij/het had begenadigd
- wij hadden begenadigd
- jullie hadden begenadigd
- zij hadden begenadigd
Futuro I
- yo perdonaré
- tú perdonarás
- él/ella perdonará
- nosotros perdonaremos
- vosotros perdonaréis
- ellos/ellas perdonarán
Toekomende tijd I
- ik zal begenadigen
- jij zult begenadigen
- hij/zij/het zal begenadigen
- wij zullen begenadigen
- jullie zullen begenadigen
- zij zullen begenadigen
Futuro perfecto
- yo habré perdonado
- tú habrás perdonado
- él/ella habrá perdonado
- nosotros habremos perdonado
- vosotros habréis perdonado
- ellos/ellas habrán perdonado
Toekomende tijd II
- ik zal begenadigd hebben
- jij zult begenadigd hebben
- hij/zij/het zal begenadigd hebben
- wij zullen begenadigd hebben
- jullie zullen begenadigd hebben
- zij zullen begenadigd hebben
Condicional
- yo perdonaría
- tú perdonarías
- él/ella perdonaría
- nosotros perdonaríamos
- vosotros perdonaríais
- ellos/ellas perdonarían
Conditionalis I
- ik zou begenadigen
- jij zou begenadigen
- hij/zij/het zou begenadigen
- wij zouden begenadigen
- jullie zouden begenadigen
- zij zouden begenadigen
Condicional perfecto
- yo habría perdonado
- tú habrías perdonado
- él/ella habría perdonado
- nosotros habríamos perdonado
- vosotros habríais perdonado
- ellos/ellas habrían perdonado
Conditionalis II
- ik zou hebben begenadigd
- jij zou hebben begenadigd
- hij/zij/het zou hebben begenadigd
- wij zouden hebben begenadigd
- jullie zouden hebben begenadigd
- zij zouden hebben begenadigd
Imperativo presente
- tú perdona
- vosotros perdonad
Imperatief
- jij begenadig
- jullie begenadigt