Vervoeging van proyectar
Onbepaalde wijs (infinitief): proyectar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo proyecto
- tú proyectas
- él/ella proyecta
- nosotros proyectamos
- vosotros proyectáis
- ellos/ellas proyectan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beraam
- jij beraamt
- hij/zij/het beraamt
- wij beramen
- jullie beramen
- zij beramen
Indefinido
- yo proyecté
- tú proyectaste
- él/ella proyectó
- nosotros proyectamos
- vosotros proyectasteis
- ellos/ellas proyectaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik beraamde
- jij beraamde
- hij/zij/het beraamde
- wij beraamden
- jullie beraamden
- zij beraamden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he proyectado
- tú has proyectado
- él/ella ha proyectado
- nosotros hemos proyectado
- vosotros habéis proyectado
- ellos/ellas han proyectado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb beraamd
- jij hebt beraamd
- hij/zij/het heeft beraamd
- wij hebben beraamd
- jullie hebben beraamd
- zij hebben beraamd
Pluscuamperfecto
- yo había proyectado
- tú habías proyectado
- él/ella había proyectado
- nosotros habíamos proyectado
- vosotros habíais proyectado
- ellos/ellas habían proyectado
Voltooid verleden tijd
- ik had beraamd
- jij had beraamd
- hij/zij/het had beraamd
- wij hadden beraamd
- jullie hadden beraamd
- zij hadden beraamd
Futuro I
- yo proyectaré
- tú proyectarás
- él/ella proyectará
- nosotros proyectaremos
- vosotros proyectaréis
- ellos/ellas proyectarán
Toekomende tijd I
- ik zal beramen
- jij zult beramen
- hij/zij/het zal beramen
- wij zullen beramen
- jullie zullen beramen
- zij zullen beramen
Futuro perfecto
- yo habré proyectado
- tú habrás proyectado
- él/ella habrá proyectado
- nosotros habremos proyectado
- vosotros habréis proyectado
- ellos/ellas habrán proyectado
Toekomende tijd II
- ik zal beraamd hebben
- jij zult beraamd hebben
- hij/zij/het zal beraamd hebben
- wij zullen beraamd hebben
- jullie zullen beraamd hebben
- zij zullen beraamd hebben
Condicional
- yo proyectaría
- tú proyectarías
- él/ella proyectaría
- nosotros proyectaríamos
- vosotros proyectaríais
- ellos/ellas proyectarían
Conditionalis I
- ik zou beramen
- jij zou beramen
- hij/zij/het zou beramen
- wij zouden beramen
- jullie zouden beramen
- zij zouden beramen
Condicional perfecto
- yo habría proyectado
- tú habrías proyectado
- él/ella habría proyectado
- nosotros habríamos proyectado
- vosotros habríais proyectado
- ellos/ellas habrían proyectado
Conditionalis II
- ik zou hebben beraamd
- jij zou hebben beraamd
- hij/zij/het zou hebben beraamd
- wij zouden hebben beraamd
- jullie zouden hebben beraamd
- zij zouden hebben beraamd
Imperativo presente
- tú proyecta
- vosotros proyectad
Imperatief
- jij beraam
- jullie beraamt