Vervoeging van recamar
Onbepaalde wijs (infinitief): recamar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo recamo
- tú recamas
- él/ella recama
- nosotros recamamos
- vosotros recamáis
- ellos/ellas recaman
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik borduur
- jij borduurt
- hij/zij/het borduurt
- wij borduren
- jullie borduren
- zij borduren
Indefinido
- yo recamé
- tú recamaste
- él/ella recamó
- nosotros recamamos
- vosotros recamasteis
- ellos/ellas recamaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik borduurde
- jij borduurde
- hij/zij/het borduurde
- wij borduurden
- jullie borduurden
- zij borduurden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he recamado
- tú has recamado
- él/ella ha recamado
- nosotros hemos recamado
- vosotros habéis recamado
- ellos/ellas han recamado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geborduurd
- jij hebt geborduurd
- hij/zij/het heeft geborduurd
- wij hebben geborduurd
- jullie hebben geborduurd
- zij hebben geborduurd
Pluscuamperfecto
- yo había recamado
- tú habías recamado
- él/ella había recamado
- nosotros habíamos recamado
- vosotros habíais recamado
- ellos/ellas habían recamado
Voltooid verleden tijd
- ik had geborduurd
- jij had geborduurd
- hij/zij/het had geborduurd
- wij hadden geborduurd
- jullie hadden geborduurd
- zij hadden geborduurd
Futuro I
- yo recamaré
- tú recamarás
- él/ella recamará
- nosotros recamaremos
- vosotros recamaréis
- ellos/ellas recamarán
Toekomende tijd I
- ik zal borduren
- jij zult borduren
- hij/zij/het zal borduren
- wij zullen borduren
- jullie zullen borduren
- zij zullen borduren
Futuro perfecto
- yo habré recamado
- tú habrás recamado
- él/ella habrá recamado
- nosotros habremos recamado
- vosotros habréis recamado
- ellos/ellas habrán recamado
Toekomende tijd II
- ik zal geborduurd hebben
- jij zult geborduurd hebben
- hij/zij/het zal geborduurd hebben
- wij zullen geborduurd hebben
- jullie zullen geborduurd hebben
- zij zullen geborduurd hebben
Condicional
- yo recamaría
- tú recamarías
- él/ella recamaría
- nosotros recamaríamos
- vosotros recamaríais
- ellos/ellas recamarían
Conditionalis I
- ik zou borduren
- jij zou borduren
- hij/zij/het zou borduren
- wij zouden borduren
- jullie zouden borduren
- zij zouden borduren
Condicional perfecto
- yo habría recamado
- tú habrías recamado
- él/ella habría recamado
- nosotros habríamos recamado
- vosotros habríais recamado
- ellos/ellas habrían recamado
Conditionalis II
- ik zou hebben geborduurd
- jij zou hebben geborduurd
- hij/zij/het zou hebben geborduurd
- wij zouden hebben geborduurd
- jullie zouden hebben geborduurd
- zij zouden hebben geborduurd
Imperativo presente
- tú recama
- vosotros recamad
Imperatief
- jij borduur
- jullie borduurt