Vervoeging van saldar
Onbepaalde wijs (infinitief): saldar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo saldo
- tú saldas
- él/ella salda
- nosotros saldamos
- vosotros saldáis
- ellos/ellas saldan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik sluit af
- jij sluit af
- hij/zij/het sluit af
- wij sluiten af
- jullie sluiten af
- zij sluiten af
Indefinido
- yo saldé
- tú saldaste
- él/ella saldó
- nosotros saldamos
- vosotros saldasteis
- ellos/ellas saldaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik sloot af
- jij sloot af
- hij/zij/het sloot af
- wij sloten af
- jullie sloten af
- zij sloten af
Pretérito perfecto compuesto
- yo he saldado
- tú has saldado
- él/ella ha saldado
- nosotros hemos saldado
- vosotros habéis saldado
- ellos/ellas han saldado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgesloten
- jij hebt afgesloten
- hij/zij/het heeft afgesloten
- wij hebben afgesloten
- jullie hebben afgesloten
- zij hebben afgesloten
Pluscuamperfecto
- yo había saldado
- tú habías saldado
- él/ella había saldado
- nosotros habíamos saldado
- vosotros habíais saldado
- ellos/ellas habían saldado
Voltooid verleden tijd
- ik had afgesloten
- jij had afgesloten
- hij/zij/het had afgesloten
- wij hadden afgesloten
- jullie hadden afgesloten
- zij hadden afgesloten
Futuro I
- yo saldaré
- tú saldarás
- él/ella saldará
- nosotros saldaremos
- vosotros saldaréis
- ellos/ellas saldarán
Toekomende tijd I
- ik zal afsluiten
- jij zult afsluiten
- hij/zij/het zal afsluiten
- wij zullen afsluiten
- jullie zullen afsluiten
- zij zullen afsluiten
Futuro perfecto
- yo habré saldado
- tú habrás saldado
- él/ella habrá saldado
- nosotros habremos saldado
- vosotros habréis saldado
- ellos/ellas habrán saldado
Toekomende tijd II
- ik zal afgesloten hebben
- jij zult afgesloten hebben
- hij/zij/het zal afgesloten hebben
- wij zullen afgesloten hebben
- jullie zullen afgesloten hebben
- zij zullen afgesloten hebben
Condicional
- yo saldaría
- tú saldarías
- él/ella saldaría
- nosotros saldaríamos
- vosotros saldaríais
- ellos/ellas saldarían
Conditionalis I
- ik zou afsluiten
- jij zou afsluiten
- hij/zij/het zou afsluiten
- wij zouden afsluiten
- jullie zouden afsluiten
- zij zouden afsluiten
Condicional perfecto
- yo habría saldado
- tú habrías saldado
- él/ella habría saldado
- nosotros habríamos saldado
- vosotros habríais saldado
- ellos/ellas habrían saldado
Conditionalis II
- ik zou hebben afgesloten
- jij zou hebben afgesloten
- hij/zij/het zou hebben afgesloten
- wij zouden hebben afgesloten
- jullie zouden hebben afgesloten
- zij zouden hebben afgesloten
Imperativo presente
- tú salda
- vosotros saldad
Imperatief
- jij sluit af
- jullie sluit af