Vervoeging van situar
Onbepaalde wijs (infinitief): situar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo sitúo
- tú sitúas
- él/ella sitúa
- nosotros situamos
- vosotros situáis
- ellos/ellas sitúan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik leg
- jij legt
- hij/zij/het legt
- wij leggen
- jullie leggen
- zij leggen
Indefinido
- yo situé
- tú situaste
- él/ella situó
- nosotros situamos
- vosotros situasteis
- ellos/ellas situaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik legde
- jij legde
- hij/zij/het legde
- wij legden
- jullie legden
- zij legden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he situado
- tú has situado
- él/ella ha situado
- nosotros hemos situado
- vosotros habéis situado
- ellos/ellas han situado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gelegd
- jij hebt gelegd
- hij/zij/het heeft gelegd
- wij hebben gelegd
- jullie hebben gelegd
- zij hebben gelegd
Pluscuamperfecto
- yo había situado
- tú habías situado
- él/ella había situado
- nosotros habíamos situado
- vosotros habíais situado
- ellos/ellas habían situado
Voltooid verleden tijd
- ik had gelegd
- jij had gelegd
- hij/zij/het had gelegd
- wij hadden gelegd
- jullie hadden gelegd
- zij hadden gelegd
Futuro I
- yo situaré
- tú situarás
- él/ella situará
- nosotros situaremos
- vosotros situaréis
- ellos/ellas situarán
Toekomende tijd I
- ik zal leggen
- jij zult leggen
- hij/zij/het zal leggen
- wij zullen leggen
- jullie zullen leggen
- zij zullen leggen
Futuro perfecto
- yo habré situado
- tú habrás situado
- él/ella habrá situado
- nosotros habremos situado
- vosotros habréis situado
- ellos/ellas habrán situado
Toekomende tijd II
- ik zal gelegd hebben
- jij zult gelegd hebben
- hij/zij/het zal gelegd hebben
- wij zullen gelegd hebben
- jullie zullen gelegd hebben
- zij zullen gelegd hebben
Condicional
- yo situaría
- tú situarías
- él/ella situaría
- nosotros situaríamos
- vosotros situaríais
- ellos/ellas situarían
Conditionalis I
- ik zou leggen
- jij zou leggen
- hij/zij/het zou leggen
- wij zouden leggen
- jullie zouden leggen
- zij zouden leggen
Condicional perfecto
- yo habría situado
- tú habrías situado
- él/ella habría situado
- nosotros habríamos situado
- vosotros habríais situado
- ellos/ellas habrían situado
Conditionalis II
- ik zou hebben gelegd
- jij zou hebben gelegd
- hij/zij/het zou hebben gelegd
- wij zouden hebben gelegd
- jullie zouden hebben gelegd
- zij zouden hebben gelegd
Imperativo presente
- tú sitúa
- vosotros situad
Imperatief
- jij leg
- jullie legt