Vervoeging van sobornar

Vertaling: omkopen

Spaans

Nederlands

Indicativo presente

  • yo soborno
  • sobornas
  • él/ella soborna
  • nosotros sobornamos
  • vosotros sobornáis
  • ellos/ellas sobornan

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik koop om
  • jij koopt om
  • hij/zij/het koopt om
  • wij kopen om
  • jullie kopen om
  • zij kopen om

Indefinido

  • yo soborné
  • sobornaste
  • él/ella sobornó
  • nosotros sobornamos
  • vosotros sobornasteis
  • ellos/ellas sobornaron

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kocht om
  • jij kocht om
  • hij/zij/het kocht om
  • wij kochten om
  • jullie kochten om
  • zij kochten om

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he sobornado
  • has sobornado
  • él/ella ha sobornado
  • nosotros hemos sobornado
  • vosotros habéis sobornado
  • ellos/ellas han sobornado

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb omgekocht
  • jij hebt omgekocht
  • hij/zij/het heeft omgekocht
  • wij hebben omgekocht
  • jullie hebben omgekocht
  • zij hebben omgekocht

Pluscuamperfecto

  • yo había sobornado
  • habías sobornado
  • él/ella había sobornado
  • nosotros habíamos sobornado
  • vosotros habíais sobornado
  • ellos/ellas habían sobornado

Voltooid verleden tijd

  • ik had omgekocht
  • jij had omgekocht
  • hij/zij/het had omgekocht
  • wij hadden omgekocht
  • jullie hadden omgekocht
  • zij hadden omgekocht

Futuro I

  • yo sobornaré
  • sobornarás
  • él/ella sobornará
  • nosotros sobornaremos
  • vosotros sobornaréis
  • ellos/ellas sobornarán

Toekomende tijd I

  • ik zal omkopen
  • jij zult omkopen
  • hij/zij/het zal omkopen
  • wij zullen omkopen
  • jullie zullen omkopen
  • zij zullen omkopen

Futuro perfecto

  • yo habré sobornado
  • habrás sobornado
  • él/ella habrá sobornado
  • nosotros habremos sobornado
  • vosotros habréis sobornado
  • ellos/ellas habrán sobornado

Toekomende tijd II

  • ik zal omgekocht hebben
  • jij zult omgekocht hebben
  • hij/zij/het zal omgekocht hebben
  • wij zullen omgekocht hebben
  • jullie zullen omgekocht hebben
  • zij zullen omgekocht hebben

Condicional

  • yo sobornaría
  • sobornarías
  • él/ella sobornaría
  • nosotros sobornaríamos
  • vosotros sobornaríais
  • ellos/ellas sobornarían

Conditionalis I

  • ik zou omkopen
  • jij zou omkopen
  • hij/zij/het zou omkopen
  • wij zouden omkopen
  • jullie zouden omkopen
  • zij zouden omkopen

Condicional perfecto

  • yo habría sobornado
  • habrías sobornado
  • él/ella habría sobornado
  • nosotros habríamos sobornado
  • vosotros habríais sobornado
  • ellos/ellas habrían sobornado

Conditionalis II

  • ik zou hebben omgekocht
  • jij zou hebben omgekocht
  • hij/zij/het zou hebben omgekocht
  • wij zouden hebben omgekocht
  • jullie zouden hebben omgekocht
  • zij zouden hebben omgekocht

Imperativo presente

  • soborna
  • vosotros sobornad

Imperatief

  • jij koop om
  • jullie koopt om