Vervoeging van sugestionar

Vertaling: suggereren

Spaans

Nederlands

Indicativo presente

  • yo sugestiono
  • sugestionas
  • él/ella sugestiona
  • nosotros sugestionamos
  • vosotros sugestionáis
  • ellos/ellas sugestionan

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik suggereer
  • jij suggereert
  • hij/zij/het suggereert
  • wij suggereren
  • jullie suggereren
  • zij suggereren

Indefinido

  • yo sugestioné
  • sugestionaste
  • él/ella sugestionó
  • nosotros sugestionamos
  • vosotros sugestionasteis
  • ellos/ellas sugestionaron

Onvoltooid verleden tijd

  • ik suggereerde
  • jij suggereerde
  • hij/zij/het suggereerde
  • wij suggereerden
  • jullie suggereerden
  • zij suggereerden

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he sugestionado
  • has sugestionado
  • él/ella ha sugestionado
  • nosotros hemos sugestionado
  • vosotros habéis sugestionado
  • ellos/ellas han sugestionado

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gesuggereerd
  • jij hebt gesuggereerd
  • hij/zij/het heeft gesuggereerd
  • wij hebben gesuggereerd
  • jullie hebben gesuggereerd
  • zij hebben gesuggereerd

Pluscuamperfecto

  • yo había sugestionado
  • habías sugestionado
  • él/ella había sugestionado
  • nosotros habíamos sugestionado
  • vosotros habíais sugestionado
  • ellos/ellas habían sugestionado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gesuggereerd
  • jij had gesuggereerd
  • hij/zij/het had gesuggereerd
  • wij hadden gesuggereerd
  • jullie hadden gesuggereerd
  • zij hadden gesuggereerd

Futuro I

  • yo sugestionaré
  • sugestionarás
  • él/ella sugestionará
  • nosotros sugestionaremos
  • vosotros sugestionaréis
  • ellos/ellas sugestionarán

Toekomende tijd I

  • ik zal suggereren
  • jij zult suggereren
  • hij/zij/het zal suggereren
  • wij zullen suggereren
  • jullie zullen suggereren
  • zij zullen suggereren

Futuro perfecto

  • yo habré sugestionado
  • habrás sugestionado
  • él/ella habrá sugestionado
  • nosotros habremos sugestionado
  • vosotros habréis sugestionado
  • ellos/ellas habrán sugestionado

Toekomende tijd II

  • ik zal gesuggereerd hebben
  • jij zult gesuggereerd hebben
  • hij/zij/het zal gesuggereerd hebben
  • wij zullen gesuggereerd hebben
  • jullie zullen gesuggereerd hebben
  • zij zullen gesuggereerd hebben

Condicional

  • yo sugestionaría
  • sugestionarías
  • él/ella sugestionaría
  • nosotros sugestionaríamos
  • vosotros sugestionaríais
  • ellos/ellas sugestionarían

Conditionalis I

  • ik zou suggereren
  • jij zou suggereren
  • hij/zij/het zou suggereren
  • wij zouden suggereren
  • jullie zouden suggereren
  • zij zouden suggereren

Condicional perfecto

  • yo habría sugestionado
  • habrías sugestionado
  • él/ella habría sugestionado
  • nosotros habríamos sugestionado
  • vosotros habríais sugestionado
  • ellos/ellas habrían sugestionado

Conditionalis II

  • ik zou hebben gesuggereerd
  • jij zou hebben gesuggereerd
  • hij/zij/het zou hebben gesuggereerd
  • wij zouden hebben gesuggereerd
  • jullie zouden hebben gesuggereerd
  • zij zouden hebben gesuggereerd

Imperativo presente

  • sugestiona
  • vosotros sugestionad

Imperatief

  • jij suggereer
  • jullie suggereert