Vervoeging van suministrar
Onbepaalde wijs (infinitief): suministrar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo suministro
- tú suministras
- él/ella suministra
- nosotros suministramos
- vosotros suministráis
- ellos/ellas suministran
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bestel
- jij bestelt
- hij/zij/het bestelt
- wij bestellen
- jullie bestellen
- zij bestellen
Indefinido
- yo suministré
- tú suministraste
- él/ella suministró
- nosotros suministramos
- vosotros suministrasteis
- ellos/ellas suministraron
Onvoltooid verleden tijd
- ik bestelde
- jij bestelde
- hij/zij/het bestelde
- wij bestelden
- jullie bestelden
- zij bestelden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he suministrado
- tú has suministrado
- él/ella ha suministrado
- nosotros hemos suministrado
- vosotros habéis suministrado
- ellos/ellas han suministrado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb besteld
- jij hebt besteld
- hij/zij/het heeft besteld
- wij hebben besteld
- jullie hebben besteld
- zij hebben besteld
Pluscuamperfecto
- yo había suministrado
- tú habías suministrado
- él/ella había suministrado
- nosotros habíamos suministrado
- vosotros habíais suministrado
- ellos/ellas habían suministrado
Voltooid verleden tijd
- ik had besteld
- jij had besteld
- hij/zij/het had besteld
- wij hadden besteld
- jullie hadden besteld
- zij hadden besteld
Futuro I
- yo suministraré
- tú suministrarás
- él/ella suministrará
- nosotros suministraremos
- vosotros suministraréis
- ellos/ellas suministrarán
Toekomende tijd I
- ik zal bestellen
- jij zult bestellen
- hij/zij/het zal bestellen
- wij zullen bestellen
- jullie zullen bestellen
- zij zullen bestellen
Futuro perfecto
- yo habré suministrado
- tú habrás suministrado
- él/ella habrá suministrado
- nosotros habremos suministrado
- vosotros habréis suministrado
- ellos/ellas habrán suministrado
Toekomende tijd II
- ik zal besteld hebben
- jij zult besteld hebben
- hij/zij/het zal besteld hebben
- wij zullen besteld hebben
- jullie zullen besteld hebben
- zij zullen besteld hebben
Condicional
- yo suministraría
- tú suministrarías
- él/ella suministraría
- nosotros suministraríamos
- vosotros suministraríais
- ellos/ellas suministrarían
Conditionalis I
- ik zou bestellen
- jij zou bestellen
- hij/zij/het zou bestellen
- wij zouden bestellen
- jullie zouden bestellen
- zij zouden bestellen
Condicional perfecto
- yo habría suministrado
- tú habrías suministrado
- él/ella habría suministrado
- nosotros habríamos suministrado
- vosotros habríais suministrado
- ellos/ellas habrían suministrado
Conditionalis II
- ik zou hebben besteld
- jij zou hebben besteld
- hij/zij/het zou hebben besteld
- wij zouden hebben besteld
- jullie zouden hebben besteld
- zij zouden hebben besteld
Imperativo presente
- tú suministra
- vosotros suministrad
Imperatief
- jij bestel
- jullie bestelt