Vervoeging van vengar

Vertaling: wreken

Spaans

Nederlands

Indicativo presente

  • yo vengo
  • vengas
  • él/ella venga
  • nosotros vengamos
  • vosotros vengáis
  • ellos/ellas vengan

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik wreek
  • jij wreekt
  • hij/zij/het wreekt
  • wij wreken
  • jullie wreken
  • zij wreken

Indefinido

  • yo vengué
  • vengaste
  • él/ella vengó
  • nosotros vengamos
  • vosotros vengasteis
  • ellos/ellas vengaron

Onvoltooid verleden tijd

  • ik wreekte
  • jij wreekte
  • hij/zij/het wreekte
  • wij wreekten
  • jullie wreekten
  • zij wreekten

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he vengado
  • has vengado
  • él/ella ha vengado
  • nosotros hemos vengado
  • vosotros habéis vengado
  • ellos/ellas han vengado

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gewroken
  • jij hebt gewroken
  • hij/zij/het heeft gewroken
  • wij hebben gewroken
  • jullie hebben gewroken
  • zij hebben gewroken

Pluscuamperfecto

  • yo había vengado
  • habías vengado
  • él/ella había vengado
  • nosotros habíamos vengado
  • vosotros habíais vengado
  • ellos/ellas habían vengado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gewroken
  • jij had gewroken
  • hij/zij/het had gewroken
  • wij hadden gewroken
  • jullie hadden gewroken
  • zij hadden gewroken

Futuro I

  • yo vengaré
  • vengarás
  • él/ella vengará
  • nosotros vengaremos
  • vosotros vengaréis
  • ellos/ellas vengarán

Toekomende tijd I

  • ik zal wreken
  • jij zult wreken
  • hij/zij/het zal wreken
  • wij zullen wreken
  • jullie zullen wreken
  • zij zullen wreken

Futuro perfecto

  • yo habré vengado
  • habrás vengado
  • él/ella habrá vengado
  • nosotros habremos vengado
  • vosotros habréis vengado
  • ellos/ellas habrán vengado

Toekomende tijd II

  • ik zal gewroken hebben
  • jij zult gewroken hebben
  • hij/zij/het zal gewroken hebben
  • wij zullen gewroken hebben
  • jullie zullen gewroken hebben
  • zij zullen gewroken hebben

Condicional

  • yo vengaría
  • vengarías
  • él/ella vengaría
  • nosotros vengaríamos
  • vosotros vengaríais
  • ellos/ellas vengarían

Conditionalis I

  • ik zou wreken
  • jij zou wreken
  • hij/zij/het zou wreken
  • wij zouden wreken
  • jullie zouden wreken
  • zij zouden wreken

Condicional perfecto

  • yo habría vengado
  • habrías vengado
  • él/ella habría vengado
  • nosotros habríamos vengado
  • vosotros habríais vengado
  • ellos/ellas habrían vengado

Conditionalis II

  • ik zou hebben gewroken
  • jij zou hebben gewroken
  • hij/zij/het zou hebben gewroken
  • wij zouden hebben gewroken
  • jullie zouden hebben gewroken
  • zij zouden hebben gewroken

Imperativo presente

  • venga
  • vosotros vengad

Imperatief

  • jij wreek
  • jullie wreekt