Vervoeging van yacer
Onbepaalde wijs (infinitief): yacer
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo yazgo
- tú yaces
- él/ella yace
- nosotros yacemos
- vosotros yacéis
- ellos/ellas yacen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik lig
- jij ligt
- hij/zij/het ligt
- wij liggen
- jullie liggen
- zij liggen
Indefinido
- yo yací
- tú yaciste
- él/ella yació
- nosotros yacimos
- vosotros yacisteis
- ellos/ellas yacieron
Onvoltooid verleden tijd
- ik lag
- jij lag
- hij/zij/het lag
- wij lagen
- jullie lagen
- zij lagen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he yacido
- tú has yacido
- él/ella ha yacido
- nosotros hemos yacido
- vosotros habéis yacido
- ellos/ellas han yacido
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gelegen
- jij hebt gelegen
- hij/zij/het heeft gelegen
- wij hebben gelegen
- jullie hebben gelegen
- zij hebben gelegen
Pluscuamperfecto
- yo había yacido
- tú habías yacido
- él/ella había yacido
- nosotros habíamos yacido
- vosotros habíais yacido
- ellos/ellas habían yacido
Voltooid verleden tijd
- ik had gelegen
- jij had gelegen
- hij/zij/het had gelegen
- wij hadden gelegen
- jullie hadden gelegen
- zij hadden gelegen
Futuro I
- yo yaceré
- tú yacerás
- él/ella yacerá
- nosotros yaceremos
- vosotros yaceréis
- ellos/ellas yacerán
Toekomende tijd I
- ik zal liggen
- jij zult liggen
- hij/zij/het zal liggen
- wij zullen liggen
- jullie zullen liggen
- zij zullen liggen
Futuro perfecto
- yo habré yacido
- tú habrás yacido
- él/ella habrá yacido
- nosotros habremos yacido
- vosotros habréis yacido
- ellos/ellas habrán yacido
Toekomende tijd II
- ik zal gelegen hebben
- jij zult gelegen hebben
- hij/zij/het zal gelegen hebben
- wij zullen gelegen hebben
- jullie zullen gelegen hebben
- zij zullen gelegen hebben
Condicional
- yo yacería
- tú yacerías
- él/ella yacería
- nosotros yaceríamos
- vosotros yaceríais
- ellos/ellas yacerían
Conditionalis I
- ik zou liggen
- jij zou liggen
- hij/zij/het zou liggen
- wij zouden liggen
- jullie zouden liggen
- zij zouden liggen
Condicional perfecto
- yo habría yacido
- tú habrías yacido
- él/ella habría yacido
- nosotros habríamos yacido
- vosotros habríais yacido
- ellos/ellas habrían yacido
Conditionalis II
- ik zou hebben gelegen
- jij zou hebben gelegen
- hij/zij/het zou hebben gelegen
- wij zouden hebben gelegen
- jullie zouden hebben gelegen
- zij zouden hebben gelegen
Imperativo presente
- tú yaz
- vosotros yaced
Imperatief
- jij lig
- jullie ligt