Vervoeging van admonester
Onbepaalde wijs (infinitief): admonester
Frans
Nederlands
Présent
- j'admoneste
- tu admonestes
- il/elle admoneste
- nous admonestons
- vous admonestez
- ils/elles admonestent
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik maan
- jij maant
- hij/zij/het maant
- wij manen
- jullie manen
- zij manen
Indicatif imparfait
- j'admonestais
- tu admonestais
- il/elle admonestait
- nous admonestions
- vous admonestiez
- ils/elles admonestaient
Onvoltooid verleden tijd
- ik maande
- jij maande
- hij/zij/het maande
- wij maanden
- jullie maanden
- zij maanden
Indicatif passé composé
- j'ai admonesté
- tu as admonesté
- il/elle a admonesté
- nous avons admonesté
- vous avez admonesté
- ils/elles ont admonesté
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemaand
- jij hebt gemaand
- hij/zij/het heeft gemaand
- wij hebben gemaand
- jullie hebben gemaand
- zij hebben gemaand
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais admonesté
- tu avais admonesté
- il/elle avait admonesté
- nous avions admonesté
- vous aviez admonesté
- ils/elles avaient admonesté
Voltooid verleden tijd
- ik had gemaand
- jij had gemaand
- hij/zij/het had gemaand
- wij hadden gemaand
- jullie hadden gemaand
- zij hadden gemaand
Indicatif futur
- j'admonesterai
- tu admonesteras
- il/elle admonestera
- nous admonesterons
- vous admonesterez
- ils/elles admonesteront
Toekomende tijd I
- ik zal manen
- jij zult manen
- hij/zij/het zal manen
- wij zullen manen
- jullie zullen manen
- zij zullen manen
Indicatif futur antérieur
- j'aurai admonesté
- tu auras admonesté
- il/elle aura admonesté
- nous aurons admonesté
- vous aurez admonesté
- ils/elles auront admonesté
Toekomende tijd II
- ik zal gemaand hebben
- jij zult gemaand hebben
- hij/zij/het zal gemaand hebben
- wij zullen gemaand hebben
- jullie zullen gemaand hebben
- zij zullen gemaand hebben
Conditionnel présent
- j'admonesterais
- tu admonesterais
- il/elle admonesterait
- nous admonesterions
- vous admonesteriez
- ils/elles admonesteraient
Conditionalis I
- ik zou manen
- jij zou manen
- hij/zij/het zou manen
- wij zouden manen
- jullie zouden manen
- zij zouden manen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais admonesté
- tu aurais admonesté
- il/elle aurait admonesté
- nous aurions admonesté
- vous auriez admonesté
- ils/elles auraient admonesté
Conditionalis II
- ik zou hebben gemaand
- jij zou hebben gemaand
- hij/zij/het zou hebben gemaand
- wij zouden hebben gemaand
- jullie zouden hebben gemaand
- zij zouden hebben gemaand
Impératif
- tu admoneste
- vous admonestez
Imperatief
- jij maan
- jullie maant