Vervoeging van apprécier
Onbepaalde wijs (infinitief): apprécier
Frans
Nederlands
Présent
- j'apprécie
- tu apprécies
- il/elle apprécie
- nous apprécions
- vous appréciez
- ils/elles apprécient
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik waardeer
- jij waardeert
- hij/zij/het waardeert
- wij waarderen
- jullie waarderen
- zij waarderen
Indicatif imparfait
- j'appréciais
- tu appréciais
- il/elle appréciait
- nous appréciions
- vous appréciiez
- ils/elles appréciaient
Onvoltooid verleden tijd
- ik waardeerde
- jij waardeerde
- hij/zij/het waardeerde
- wij waardeerden
- jullie waardeerden
- zij waardeerden
Indicatif passé composé
- j'ai apprécié
- tu as apprécié
- il/elle a apprécié
- nous avons apprécié
- vous avez apprécié
- ils/elles ont apprécié
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gewaardeerd
- jij hebt gewaardeerd
- hij/zij/het heeft gewaardeerd
- wij hebben gewaardeerd
- jullie hebben gewaardeerd
- zij hebben gewaardeerd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais apprécié
- tu avais apprécié
- il/elle avait apprécié
- nous avions apprécié
- vous aviez apprécié
- ils/elles avaient apprécié
Voltooid verleden tijd
- ik had gewaardeerd
- jij had gewaardeerd
- hij/zij/het had gewaardeerd
- wij hadden gewaardeerd
- jullie hadden gewaardeerd
- zij hadden gewaardeerd
Indicatif futur
- j'apprécierai
- tu apprécieras
- il/elle appréciera
- nous apprécierons
- vous apprécierez
- ils/elles apprécieront
Toekomende tijd I
- ik zal waarderen
- jij zult waarderen
- hij/zij/het zal waarderen
- wij zullen waarderen
- jullie zullen waarderen
- zij zullen waarderen
Indicatif futur antérieur
- j'aurai apprécié
- tu auras apprécié
- il/elle aura apprécié
- nous aurons apprécié
- vous aurez apprécié
- ils/elles auront apprécié
Toekomende tijd II
- ik zal gewaardeerd hebben
- jij zult gewaardeerd hebben
- hij/zij/het zal gewaardeerd hebben
- wij zullen gewaardeerd hebben
- jullie zullen gewaardeerd hebben
- zij zullen gewaardeerd hebben
Conditionnel présent
- j'apprécierais
- tu apprécierais
- il/elle apprécierait
- nous apprécierions
- vous apprécieriez
- ils/elles apprécieraient
Conditionalis I
- ik zou waarderen
- jij zou waarderen
- hij/zij/het zou waarderen
- wij zouden waarderen
- jullie zouden waarderen
- zij zouden waarderen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais apprécié
- tu aurais apprécié
- il/elle aurait apprécié
- nous aurions apprécié
- vous auriez apprécié
- ils/elles auraient apprécié
Conditionalis II
- ik zou hebben gewaardeerd
- jij zou hebben gewaardeerd
- hij/zij/het zou hebben gewaardeerd
- wij zouden hebben gewaardeerd
- jullie zouden hebben gewaardeerd
- zij zouden hebben gewaardeerd
Impératif
- tu apprécie
- vous appréciez
Imperatief
- jij waardeer
- jullie waardeert