Vervoeging van contribuer
Onbepaalde wijs (infinitief): contribuer
Frans
Nederlands
Présent
- je contribue
- tu contribues
- il/elle contribue
- nous contribuons
- vous contribuez
- ils/elles contribuent
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik draag bij
- jij draagt bij
- hij/zij/het draagt bij
- wij dragen bij
- jullie dragen bij
- zij dragen bij
Indicatif imparfait
- je contribuais
- tu contribuais
- il/elle contribuait
- nous contribuions
- vous contribuiez
- ils/elles contribuaient
Onvoltooid verleden tijd
- ik droeg bij
- jij droeg bij
- hij/zij/het droeg bij
- wij droegen bij
- jullie droegen bij
- zij droegen bij
Indicatif passé composé
- j'ai contribué
- tu as contribué
- il/elle a contribué
- nous avons contribué
- vous avez contribué
- ils/elles ont contribué
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bijgedragen
- jij hebt bijgedragen
- hij/zij/het heeft bijgedragen
- wij hebben bijgedragen
- jullie hebben bijgedragen
- zij hebben bijgedragen
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais contribué
- tu avais contribué
- il/elle avait contribué
- nous avions contribué
- vous aviez contribué
- ils/elles avaient contribué
Voltooid verleden tijd
- ik had bijgedragen
- jij had bijgedragen
- hij/zij/het had bijgedragen
- wij hadden bijgedragen
- jullie hadden bijgedragen
- zij hadden bijgedragen
Indicatif futur
- je contribuerai
- tu contribueras
- il/elle contribuera
- nous contribuerons
- vous contribuerez
- ils/elles contribueront
Toekomende tijd I
- ik zal bijdragen
- jij zult bijdragen
- hij/zij/het zal bijdragen
- wij zullen bijdragen
- jullie zullen bijdragen
- zij zullen bijdragen
Indicatif futur antérieur
- j'aurai contribué
- tu auras contribué
- il/elle aura contribué
- nous aurons contribué
- vous aurez contribué
- ils/elles auront contribué
Toekomende tijd II
- ik zal bijgedragen hebben
- jij zult bijgedragen hebben
- hij/zij/het zal bijgedragen hebben
- wij zullen bijgedragen hebben
- jullie zullen bijgedragen hebben
- zij zullen bijgedragen hebben
Conditionnel présent
- je contribuerais
- tu contribuerais
- il/elle contribuerait
- nous contribuerions
- vous contribueriez
- ils/elles contribueraient
Conditionalis I
- ik zou bijdragen
- jij zou bijdragen
- hij/zij/het zou bijdragen
- wij zouden bijdragen
- jullie zouden bijdragen
- zij zouden bijdragen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais contribué
- tu aurais contribué
- il/elle aurait contribué
- nous aurions contribué
- vous auriez contribué
- ils/elles auraient contribué
Conditionalis II
- ik zou hebben bijgedragen
- jij zou hebben bijgedragen
- hij/zij/het zou hebben bijgedragen
- wij zouden hebben bijgedragen
- jullie zouden hebben bijgedragen
- zij zouden hebben bijgedragen
Impératif
- tu contribue
- vous contribuez
Imperatief
- jij draag bij
- jullie draagt bij