Vervoeging van dater
Onbepaalde wijs (infinitief): dater
Frans
Nederlands
Présent
- je date
- tu dates
- il/elle date
- nous datons
- vous datez
- ils/elles datent
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik dagteken
- jij dagtekent
- hij/zij/het dagtekent
- wij dagtekenen
- jullie dagtekenen
- zij dagtekenen
Indicatif imparfait
- je datais
- tu datais
- il/elle datait
- nous dations
- vous datiez
- ils/elles dataient
Onvoltooid verleden tijd
- ik dagtekende
- jij dagtekende
- hij/zij/het dagtekende
- wij dagtekenden
- jullie dagtekenden
- zij dagtekenden
Indicatif passé composé
- j'ai daté
- tu as daté
- il/elle a daté
- nous avons daté
- vous avez daté
- ils/elles ont daté
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedagtekend
- jij hebt gedagtekend
- hij/zij/het heeft gedagtekend
- wij hebben gedagtekend
- jullie hebben gedagtekend
- zij hebben gedagtekend
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais daté
- tu avais daté
- il/elle avait daté
- nous avions daté
- vous aviez daté
- ils/elles avaient daté
Voltooid verleden tijd
- ik had gedagtekend
- jij had gedagtekend
- hij/zij/het had gedagtekend
- wij hadden gedagtekend
- jullie hadden gedagtekend
- zij hadden gedagtekend
Indicatif futur
- je daterai
- tu dateras
- il/elle datera
- nous daterons
- vous daterez
- ils/elles dateront
Toekomende tijd I
- ik zal dagtekenen
- jij zult dagtekenen
- hij/zij/het zal dagtekenen
- wij zullen dagtekenen
- jullie zullen dagtekenen
- zij zullen dagtekenen
Indicatif futur antérieur
- j'aurai daté
- tu auras daté
- il/elle aura daté
- nous aurons daté
- vous aurez daté
- ils/elles auront daté
Toekomende tijd II
- ik zal gedagtekend hebben
- jij zult gedagtekend hebben
- hij/zij/het zal gedagtekend hebben
- wij zullen gedagtekend hebben
- jullie zullen gedagtekend hebben
- zij zullen gedagtekend hebben
Conditionnel présent
- je daterais
- tu daterais
- il/elle daterait
- nous daterions
- vous dateriez
- ils/elles dateraient
Conditionalis I
- ik zou dagtekenen
- jij zou dagtekenen
- hij/zij/het zou dagtekenen
- wij zouden dagtekenen
- jullie zouden dagtekenen
- zij zouden dagtekenen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais daté
- tu aurais daté
- il/elle aurait daté
- nous aurions daté
- vous auriez daté
- ils/elles auraient daté
Conditionalis II
- ik zou hebben gedagtekend
- jij zou hebben gedagtekend
- hij/zij/het zou hebben gedagtekend
- wij zouden hebben gedagtekend
- jullie zouden hebben gedagtekend
- zij zouden hebben gedagtekend
Impératif
- tu date
- vous datez
Imperatief
- jij dagteken
- jullie dagtekent