Vervoeging van embaucher

Frans

Nederlands

Présent

  • j'embauche
  • tu embauches
  • il/elle embauche
  • nous embauchons
  • vous embauchez
  • ils/elles embauchent

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik neem aan
  • jij neemt aan
  • hij/zij/het neemt aan
  • wij nemen aan
  • jullie nemen aan
  • zij nemen aan

Indicatif imparfait

  • j'embauchais
  • tu embauchais
  • il/elle embauchait
  • nous embauchions
  • vous embauchiez
  • ils/elles embauchaient

Onvoltooid verleden tijd

  • ik nam aan
  • jij nam aan
  • hij/zij/het nam aan
  • wij namen aan
  • jullie namen aan
  • zij namen aan

Indicatif passé composé

  • j'ai embauché
  • tu as embauché
  • il/elle a embauché
  • nous avons embauché
  • vous avez embauché
  • ils/elles ont embauché

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb aangenomen
  • jij hebt aangenomen
  • hij/zij/het heeft aangenomen
  • wij hebben aangenomen
  • jullie hebben aangenomen
  • zij hebben aangenomen

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais embauché
  • tu avais embauché
  • il/elle avait embauché
  • nous avions embauché
  • vous aviez embauché
  • ils/elles avaient embauché

Voltooid verleden tijd

  • ik had aangenomen
  • jij had aangenomen
  • hij/zij/het had aangenomen
  • wij hadden aangenomen
  • jullie hadden aangenomen
  • zij hadden aangenomen

Indicatif futur

  • j'embaucherai
  • tu embaucheras
  • il/elle embauchera
  • nous embaucherons
  • vous embaucherez
  • ils/elles embaucheront

Toekomende tijd I

  • ik zal aannemen
  • jij zult aannemen
  • hij/zij/het zal aannemen
  • wij zullen aannemen
  • jullie zullen aannemen
  • zij zullen aannemen

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai embauché
  • tu auras embauché
  • il/elle aura embauché
  • nous aurons embauché
  • vous aurez embauché
  • ils/elles auront embauché

Toekomende tijd II

  • ik zal aangenomen hebben
  • jij zult aangenomen hebben
  • hij/zij/het zal aangenomen hebben
  • wij zullen aangenomen hebben
  • jullie zullen aangenomen hebben
  • zij zullen aangenomen hebben

Conditionnel présent

  • j'embaucherais
  • tu embaucherais
  • il/elle embaucherait
  • nous embaucherions
  • vous embaucheriez
  • ils/elles embaucheraient

Conditionalis I

  • ik zou aannemen
  • jij zou aannemen
  • hij/zij/het zou aannemen
  • wij zouden aannemen
  • jullie zouden aannemen
  • zij zouden aannemen

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais embauché
  • tu aurais embauché
  • il/elle aurait embauché
  • nous aurions embauché
  • vous auriez embauché
  • ils/elles auraient embauché

Conditionalis II

  • ik zou hebben aangenomen
  • jij zou hebben aangenomen
  • hij/zij/het zou hebben aangenomen
  • wij zouden hebben aangenomen
  • jullie zouden hebben aangenomen
  • zij zouden hebben aangenomen

Impératif

  • tu embauche
  • vous embauchez

Imperatief

  • jij neem aan
  • jullie neemt aan