Vervoeging van empeser
Onbepaalde wijs (infinitief): empeser
Frans
Nederlands
Présent
- j'empèse
- tu empèses
- il/elle empèse
- nous empesons
- vous empesez
- ils/elles empèsent
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik stijf
- jij stijft
- hij/zij/het stijft
- wij stijven
- jullie stijven
- zij stijven
Indicatif imparfait
- j'empesais
- tu empesais
- il/elle empesait
- nous empesions
- vous empesiez
- ils/elles empesaient
Onvoltooid verleden tijd
- ik stijfde
- jij stijfde
- hij/zij/het stijfde
- wij stijfden
- jullie stijfden
- zij stijfden
Indicatif passé composé
- j'ai empesé
- tu as empesé
- il/elle a empesé
- nous avons empesé
- vous avez empesé
- ils/elles ont empesé
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gestijfd
- jij hebt gestijfd
- hij/zij/het heeft gestijfd
- wij hebben gestijfd
- jullie hebben gestijfd
- zij hebben gestijfd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais empesé
- tu avais empesé
- il/elle avait empesé
- nous avions empesé
- vous aviez empesé
- ils/elles avaient empesé
Voltooid verleden tijd
- ik had gestijfd
- jij had gestijfd
- hij/zij/het had gestijfd
- wij hadden gestijfd
- jullie hadden gestijfd
- zij hadden gestijfd
Indicatif futur
- j'empeserai
- tu empeseras
- il/elle empesera
- nous empeserons
- vous empeserez
- ils/elles empeseront
Toekomende tijd I
- ik zal stijven
- jij zult stijven
- hij/zij/het zal stijven
- wij zullen stijven
- jullie zullen stijven
- zij zullen stijven
Indicatif futur antérieur
- j'aurai empesé
- tu auras empesé
- il/elle aura empesé
- nous aurons empesé
- vous aurez empesé
- ils/elles auront empesé
Toekomende tijd II
- ik zal gestijfd hebben
- jij zult gestijfd hebben
- hij/zij/het zal gestijfd hebben
- wij zullen gestijfd hebben
- jullie zullen gestijfd hebben
- zij zullen gestijfd hebben
Conditionnel présent
- j'empeserais
- tu empeserais
- il/elle empeserait
- nous empeserions
- vous empeseriez
- ils/elles empeseraient
Conditionalis I
- ik zou stijven
- jij zou stijven
- hij/zij/het zou stijven
- wij zouden stijven
- jullie zouden stijven
- zij zouden stijven
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais empesé
- tu aurais empesé
- il/elle aurait empesé
- nous aurions empesé
- vous auriez empesé
- ils/elles auraient empesé
Conditionalis II
- ik zou hebben gestijfd
- jij zou hebben gestijfd
- hij/zij/het zou hebben gestijfd
- wij zouden hebben gestijfd
- jullie zouden hebben gestijfd
- zij zouden hebben gestijfd
Impératif
- tu empèse
- vous empesez
Imperatief
- jij stijf
- jullie stijft