Vervoeging van initier

Vertaling: inwijden

Frans

Nederlands

Présent

  • j'initie
  • tu inities
  • il/elle initie
  • nous initions
  • vous initiez
  • ils/elles initient

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik wijd in
  • jij wijdt in
  • hij/zij/het wijdt in
  • wij wijden in
  • jullie wijden in
  • zij wijden in

Indicatif imparfait

  • j'initiais
  • tu initiais
  • il/elle initiait
  • nous initiions
  • vous initiiez
  • ils/elles initiaient

Onvoltooid verleden tijd

  • ik wijdde in
  • jij wijdde in
  • hij/zij/het wijdde in
  • wij wijdden in
  • jullie wijdden in
  • zij wijdden in

Indicatif passé composé

  • j'ai initié
  • tu as initié
  • il/elle a initié
  • nous avons initié
  • vous avez initié
  • ils/elles ont initié

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ingewijd
  • jij hebt ingewijd
  • hij/zij/het heeft ingewijd
  • wij hebben ingewijd
  • jullie hebben ingewijd
  • zij hebben ingewijd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais initié
  • tu avais initié
  • il/elle avait initié
  • nous avions initié
  • vous aviez initié
  • ils/elles avaient initié

Voltooid verleden tijd

  • ik had ingewijd
  • jij had ingewijd
  • hij/zij/het had ingewijd
  • wij hadden ingewijd
  • jullie hadden ingewijd
  • zij hadden ingewijd

Indicatif futur

  • j'initierai
  • tu initieras
  • il/elle initiera
  • nous initierons
  • vous initierez
  • ils/elles initieront

Toekomende tijd I

  • ik zal inwijden
  • jij zult inwijden
  • hij/zij/het zal inwijden
  • wij zullen inwijden
  • jullie zullen inwijden
  • zij zullen inwijden

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai initié
  • tu auras initié
  • il/elle aura initié
  • nous aurons initié
  • vous aurez initié
  • ils/elles auront initié

Toekomende tijd II

  • ik zal ingewijd hebben
  • jij zult ingewijd hebben
  • hij/zij/het zal ingewijd hebben
  • wij zullen ingewijd hebben
  • jullie zullen ingewijd hebben
  • zij zullen ingewijd hebben

Conditionnel présent

  • j'initierais
  • tu initierais
  • il/elle initierait
  • nous initierions
  • vous initieriez
  • ils/elles initieraient

Conditionalis I

  • ik zou inwijden
  • jij zou inwijden
  • hij/zij/het zou inwijden
  • wij zouden inwijden
  • jullie zouden inwijden
  • zij zouden inwijden

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais initié
  • tu aurais initié
  • il/elle aurait initié
  • nous aurions initié
  • vous auriez initié
  • ils/elles auraient initié

Conditionalis II

  • ik zou hebben ingewijd
  • jij zou hebben ingewijd
  • hij/zij/het zou hebben ingewijd
  • wij zouden hebben ingewijd
  • jullie zouden hebben ingewijd
  • zij zouden hebben ingewijd

Impératif

  • tu initie
  • vous initiez

Imperatief

  • jij wijd in
  • jullie wijdt in