Vervoeging van lasser
Onbepaalde wijs (infinitief): lasser
Frans
Nederlands
Présent
- je lasse
- tu lasses
- il/elle lasse
- nous lassons
- vous lassez
- ils/elles lassent
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vermoei
- jij vermoeit
- hij/zij/het vermoeit
- wij vermoeien
- jullie vermoeien
- zij vermoeien
Indicatif imparfait
- je lassais
- tu lassais
- il/elle lassait
- nous lassions
- vous lassiez
- ils/elles lassaient
Onvoltooid verleden tijd
- ik vermoeide
- jij vermoeide
- hij/zij/het vermoeide
- wij vermoeiden
- jullie vermoeiden
- zij vermoeiden
Indicatif passé composé
- j'ai lassé
- tu as lassé
- il/elle a lassé
- nous avons lassé
- vous avez lassé
- ils/elles ont lassé
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb vermoeid
- jij hebt vermoeid
- hij/zij/het heeft vermoeid
- wij hebben vermoeid
- jullie hebben vermoeid
- zij hebben vermoeid
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais lassé
- tu avais lassé
- il/elle avait lassé
- nous avions lassé
- vous aviez lassé
- ils/elles avaient lassé
Voltooid verleden tijd
- ik had vermoeid
- jij had vermoeid
- hij/zij/het had vermoeid
- wij hadden vermoeid
- jullie hadden vermoeid
- zij hadden vermoeid
Indicatif futur
- je lasserai
- tu lasseras
- il/elle lassera
- nous lasserons
- vous lasserez
- ils/elles lasseront
Toekomende tijd I
- ik zal vermoeien
- jij zult vermoeien
- hij/zij/het zal vermoeien
- wij zullen vermoeien
- jullie zullen vermoeien
- zij zullen vermoeien
Indicatif futur antérieur
- j'aurai lassé
- tu auras lassé
- il/elle aura lassé
- nous aurons lassé
- vous aurez lassé
- ils/elles auront lassé
Toekomende tijd II
- ik zal vermoeid hebben
- jij zult vermoeid hebben
- hij/zij/het zal vermoeid hebben
- wij zullen vermoeid hebben
- jullie zullen vermoeid hebben
- zij zullen vermoeid hebben
Conditionnel présent
- je lasserais
- tu lasserais
- il/elle lasserait
- nous lasserions
- vous lasseriez
- ils/elles lasseraient
Conditionalis I
- ik zou vermoeien
- jij zou vermoeien
- hij/zij/het zou vermoeien
- wij zouden vermoeien
- jullie zouden vermoeien
- zij zouden vermoeien
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais lassé
- tu aurais lassé
- il/elle aurait lassé
- nous aurions lassé
- vous auriez lassé
- ils/elles auraient lassé
Conditionalis II
- ik zou hebben vermoeid
- jij zou hebben vermoeid
- hij/zij/het zou hebben vermoeid
- wij zouden hebben vermoeid
- jullie zouden hebben vermoeid
- zij zouden hebben vermoeid
Impératif
- tu lasse
- vous lassez
Imperatief
- jij vermoei
- jullie vermoeit