Vervoeging van luire
Onbepaalde wijs (infinitief): luire
Frans
Nederlands
Présent
- je luis
- tu luis
- il/elle luit
- nous luisons
- vous luisez
- ils/elles luisent
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik licht
- jij licht
- hij/zij/het licht
- wij lichten
- jullie lichten
- zij lichten
Indicatif imparfait
- je luisais
- tu luisais
- il/elle luisait
- nous luisions
- vous luisiez
- ils/elles luisaient
Onvoltooid verleden tijd
- ik lichtte
- jij lichtte
- hij/zij/het lichtte
- wij lichtten
- jullie lichtten
- zij lichtten
Indicatif passé composé
- j'ai lui
- tu as lui
- il/elle a lui
- nous avons lui
- vous avez lui
- ils/elles ont lui
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gelicht
- jij hebt gelicht
- hij/zij/het heeft gelicht
- wij hebben gelicht
- jullie hebben gelicht
- zij hebben gelicht
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais lui
- tu avais lui
- il/elle avait lui
- nous avions lui
- vous aviez lui
- ils/elles avaient lui
Voltooid verleden tijd
- ik had gelicht
- jij had gelicht
- hij/zij/het had gelicht
- wij hadden gelicht
- jullie hadden gelicht
- zij hadden gelicht
Indicatif futur
- je luirai
- tu luiras
- il/elle luira
- nous luirons
- vous luirez
- ils/elles luiront
Toekomende tijd I
- ik zal lichten
- jij zult lichten
- hij/zij/het zal lichten
- wij zullen lichten
- jullie zullen lichten
- zij zullen lichten
Indicatif futur antérieur
- j'aurai lui
- tu auras lui
- il/elle aura lui
- nous aurons lui
- vous aurez lui
- ils/elles auront lui
Toekomende tijd II
- ik zal gelicht hebben
- jij zult gelicht hebben
- hij/zij/het zal gelicht hebben
- wij zullen gelicht hebben
- jullie zullen gelicht hebben
- zij zullen gelicht hebben
Conditionnel présent
- je luirais
- tu luirais
- il/elle luirait
- nous luirions
- vous luiriez
- ils/elles luiraient
Conditionalis I
- ik zou lichten
- jij zou lichten
- hij/zij/het zou lichten
- wij zouden lichten
- jullie zouden lichten
- zij zouden lichten
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais lui
- tu aurais lui
- il/elle aurait lui
- nous aurions lui
- vous auriez lui
- ils/elles auraient lui
Conditionalis II
- ik zou hebben gelicht
- jij zou hebben gelicht
- hij/zij/het zou hebben gelicht
- wij zouden hebben gelicht
- jullie zouden hebben gelicht
- zij zouden hebben gelicht
Impératif
- tu luis
- vous luisez
Imperatief
- jij licht
- jullie licht