Vervoeging van soustraire
Onbepaalde wijs (infinitief): soustraire
Frans
Nederlands
Présent
- je soustrais
- tu soustrais
- il/elle soustrait
- nous soustrayons
- vous soustrayez
- ils/elles soustraient
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik trek af
- jij trekt af
- hij/zij/het trekt af
- wij trekken af
- jullie trekken af
- zij trekken af
Indicatif imparfait
- je soustrayais
- tu soustrayais
- il/elle soustrayait
- nous soustrayions
- vous soustrayiez
- ils/elles soustrayaient
Onvoltooid verleden tijd
- ik trok af
- jij trok af
- hij/zij/het trok af
- wij trokken af
- jullie trokken af
- zij trokken af
Indicatif passé composé
- j'ai soustrait
- tu as soustrait
- il/elle a soustrait
- nous avons soustrait
- vous avez soustrait
- ils/elles ont soustrait
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgetrokken
- jij hebt afgetrokken
- hij/zij/het heeft afgetrokken
- wij hebben afgetrokken
- jullie hebben afgetrokken
- zij hebben afgetrokken
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais soustrait
- tu avais soustrait
- il/elle avait soustrait
- nous avions soustrait
- vous aviez soustrait
- ils/elles avaient soustrait
Voltooid verleden tijd
- ik had afgetrokken
- jij had afgetrokken
- hij/zij/het had afgetrokken
- wij hadden afgetrokken
- jullie hadden afgetrokken
- zij hadden afgetrokken
Indicatif futur
- je soustrairai
- tu soustrairas
- il/elle soustraira
- nous soustrairons
- vous soustrairez
- ils/elles soustrairont
Toekomende tijd I
- ik zal aftrekken
- jij zult aftrekken
- hij/zij/het zal aftrekken
- wij zullen aftrekken
- jullie zullen aftrekken
- zij zullen aftrekken
Indicatif futur antérieur
- j'aurai soustrait
- tu auras soustrait
- il/elle aura soustrait
- nous aurons soustrait
- vous aurez soustrait
- ils/elles auront soustrait
Toekomende tijd II
- ik zal afgetrokken hebben
- jij zult afgetrokken hebben
- hij/zij/het zal afgetrokken hebben
- wij zullen afgetrokken hebben
- jullie zullen afgetrokken hebben
- zij zullen afgetrokken hebben
Conditionnel présent
- je soustrairais
- tu soustrairais
- il/elle soustrairait
- nous soustrairions
- vous soustrairiez
- ils/elles soustrairaient
Conditionalis I
- ik zou aftrekken
- jij zou aftrekken
- hij/zij/het zou aftrekken
- wij zouden aftrekken
- jullie zouden aftrekken
- zij zouden aftrekken
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais soustrait
- tu aurais soustrait
- il/elle aurait soustrait
- nous aurions soustrait
- vous auriez soustrait
- ils/elles auraient soustrait
Conditionalis II
- ik zou hebben afgetrokken
- jij zou hebben afgetrokken
- hij/zij/het zou hebben afgetrokken
- wij zouden hebben afgetrokken
- jullie zouden hebben afgetrokken
- zij zouden hebben afgetrokken
Impératif
- tu soustrais
- vous soustrayez
Imperatief
- jij trek af
- jullie trekt af