Vervoeging van accusare
Onbepaalde wijs (infinitief): accusare
Italiaans
Nederlands
Presente
- io accuso
- tu accusi
- lui/lei/Lei accusa
- noi accusiamo
- voi/Voi accusate
- loro/Loro accusano
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik klaag aan
- jij klaagt aan
- hij/zij/het klaagt aan
- wij klagen aan
- jullie klagen aan
- zij klagen aan
Imperfetto
- io accusavo
- tu accusavi
- lui/lei/Lei accusava
- noi accusavamo
- voi/Voi accusavate
- loro/Loro accusavano
Onvoltooid verleden tijd
- ik klaagde aan
- jij klaagde aan
- hij/zij/het klaagde aan
- wij klaagden aan
- jullie klaagden aan
- zij klaagden aan
Passato prossimo
- io ho accusato
- tu hai accusato
- lui/lei/Lei ha accusato
- noi abbiamo accusato
- voi/Voi avete accusato
- loro/Loro hanno accusato
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangeklaagd
- jij hebt aangeklaagd
- hij/zij/het heeft aangeklaagd
- wij hebben aangeklaagd
- jullie hebben aangeklaagd
- zij hebben aangeklaagd
Trapassato prossimo
- io avevo accusato
- tu avevi accusato
- lui/lei/Lei aveva accusato
- noi avevamo accusato
- voi/Voi avevate accusato
- loro/Loro avevano accusato
Voltooid verleden tijd
- ik had aangeklaagd
- jij had aangeklaagd
- hij/zij/het had aangeklaagd
- wij hadden aangeklaagd
- jullie hadden aangeklaagd
- zij hadden aangeklaagd
Futuro semplice
- io accuserò
- tu accuserai
- lui/lei/Lei accuserà
- noi accuseremo
- voi/Voi accuserete
- loro/Loro accuseranno
Toekomende tijd I
- ik zal aanklagen
- jij zult aanklagen
- hij/zij/het zal aanklagen
- wij zullen aanklagen
- jullie zullen aanklagen
- zij zullen aanklagen
Futuro anteriore
- io avrò accusato
- tu avrai accusato
- lui/lei/Lei avrà accusato
- noi avremo accusato
- voi/Voi avrete accusato
- loro/Loro avranno accusato
Toekomende tijd II
- ik zal aangeklaagd hebben
- jij zult aangeklaagd hebben
- hij/zij/het zal aangeklaagd hebben
- wij zullen aangeklaagd hebben
- jullie zullen aangeklaagd hebben
- zij zullen aangeklaagd hebben
Condizionale presente
- io accuserei
- tu accuseresti
- lui/lei/Lei accuserebbe
- noi accuseremmo
- voi/Voi accusereste
- loro/Loro accuserebbero
Conditionalis I
- ik zou aanklagen
- jij zou aanklagen
- hij/zij/het zou aanklagen
- wij zouden aanklagen
- jullie zouden aanklagen
- zij zouden aanklagen
Condizionale passato
- io avrei accusato
- tu avresti accusato
- lui/lei/Lei avrebbe accusato
- noi avremmo accusato
- voi/Voi avreste accusato
- loro/Loro avrebbero accusato
Conditionalis II
- ik zou hebben aangeklaagd
- jij zou hebben aangeklaagd
- hij/zij/het zou hebben aangeklaagd
- wij zouden hebben aangeklaagd
- jullie zouden hebben aangeklaagd
- zij zouden hebben aangeklaagd
Imperativo
- tu accusa
- voi/Voi accusate
Imperatief
- jij klaag aan
- jullie klaagt aan