Vervoeging van badare
Onbepaalde wijs (infinitief): badare
Italiaans
Nederlands
Presente
- io bado
- tu badi
- lui/lei/Lei bada
- noi badiamo
- voi/Voi badate
- loro/Loro badano
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik pas op
- jij past op
- hij/zij/het past op
- wij passen op
- jullie passen op
- zij passen op
Imperfetto
- io badavo
- tu badavi
- lui/lei/Lei badava
- noi badavamo
- voi/Voi badavate
- loro/Loro badavano
Onvoltooid verleden tijd
- ik paste op
- jij paste op
- hij/zij/het paste op
- wij pasten op
- jullie pasten op
- zij pasten op
Passato prossimo
- io ho badato
- tu hai badato
- lui/lei/Lei ha badato
- noi abbiamo badato
- voi/Voi avete badato
- loro/Loro hanno badato
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgepast
- jij hebt opgepast
- hij/zij/het heeft opgepast
- wij hebben opgepast
- jullie hebben opgepast
- zij hebben opgepast
Trapassato prossimo
- io avevo badato
- tu avevi badato
- lui/lei/Lei aveva badato
- noi avevamo badato
- voi/Voi avevate badato
- loro/Loro avevano badato
Voltooid verleden tijd
- ik had opgepast
- jij had opgepast
- hij/zij/het had opgepast
- wij hadden opgepast
- jullie hadden opgepast
- zij hadden opgepast
Futuro semplice
- io baderò
- tu baderai
- lui/lei/Lei baderà
- noi baderemo
- voi/Voi baderete
- loro/Loro baderanno
Toekomende tijd I
- ik zal oppassen
- jij zult oppassen
- hij/zij/het zal oppassen
- wij zullen oppassen
- jullie zullen oppassen
- zij zullen oppassen
Futuro anteriore
- io avrò badato
- tu avrai badato
- lui/lei/Lei avrà badato
- noi avremo badato
- voi/Voi avrete badato
- loro/Loro avranno badato
Toekomende tijd II
- ik zal opgepast hebben
- jij zult opgepast hebben
- hij/zij/het zal opgepast hebben
- wij zullen opgepast hebben
- jullie zullen opgepast hebben
- zij zullen opgepast hebben
Condizionale presente
- io baderei
- tu baderesti
- lui/lei/Lei baderebbe
- noi baderemmo
- voi/Voi badereste
- loro/Loro baderebbero
Conditionalis I
- ik zou oppassen
- jij zou oppassen
- hij/zij/het zou oppassen
- wij zouden oppassen
- jullie zouden oppassen
- zij zouden oppassen
Condizionale passato
- io avrei badato
- tu avresti badato
- lui/lei/Lei avrebbe badato
- noi avremmo badato
- voi/Voi avreste badato
- loro/Loro avrebbero badato
Conditionalis II
- ik zou hebben opgepast
- jij zou hebben opgepast
- hij/zij/het zou hebben opgepast
- wij zouden hebben opgepast
- jullie zouden hebben opgepast
- zij zouden hebben opgepast
Imperativo
- tu bada
- voi/Voi badate
Imperatief
- jij pas op
- jullie past op