Vervoeging van battere

Italiaans

Nederlands

Presente

  • io batto
  • tu batti
  • lui/lei/Lei batte
  • noi battiamo
  • voi/Voi battete
  • loro/Loro battono

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik houw
  • jij houwt
  • hij/zij/het houwt
  • wij houwen
  • jullie houwen
  • zij houwen

Imperfetto

  • io battevo
  • tu battevi
  • lui/lei/Lei batteva
  • noi battevamo
  • voi/Voi battevate
  • loro/Loro battevano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik hieuw
  • jij hieuw
  • hij/zij/het hieuw
  • wij hieuwen
  • jullie hieuwen
  • zij hieuwen

Passato prossimo

  • io ho battuto
  • tu hai battuto
  • lui/lei/Lei ha battuto
  • noi abbiamo battuto
  • voi/Voi avete battuto
  • loro/Loro hanno battuto

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gehouwen
  • jij hebt gehouwen
  • hij/zij/het heeft gehouwen
  • wij hebben gehouwen
  • jullie hebben gehouwen
  • zij hebben gehouwen

Trapassato prossimo

  • io avevo battuto
  • tu avevi battuto
  • lui/lei/Lei aveva battuto
  • noi avevamo battuto
  • voi/Voi avevate battuto
  • loro/Loro avevano battuto

Voltooid verleden tijd

  • ik had gehouwen
  • jij had gehouwen
  • hij/zij/het had gehouwen
  • wij hadden gehouwen
  • jullie hadden gehouwen
  • zij hadden gehouwen

Futuro semplice

  • io batterò
  • tu batterai
  • lui/lei/Lei batterà
  • noi batteremo
  • voi/Voi batterete
  • loro/Loro batteranno

Toekomende tijd I

  • ik zal houwen
  • jij zult houwen
  • hij/zij/het zal houwen
  • wij zullen houwen
  • jullie zullen houwen
  • zij zullen houwen

Futuro anteriore

  • io avrò battuto
  • tu avrai battuto
  • lui/lei/Lei avrà battuto
  • noi avremo battuto
  • voi/Voi avrete battuto
  • loro/Loro avranno battuto

Toekomende tijd II

  • ik zal gehouwen hebben
  • jij zult gehouwen hebben
  • hij/zij/het zal gehouwen hebben
  • wij zullen gehouwen hebben
  • jullie zullen gehouwen hebben
  • zij zullen gehouwen hebben

Condizionale presente

  • io batterei
  • tu batteresti
  • lui/lei/Lei batterebbe
  • noi batteremmo
  • voi/Voi battereste
  • loro/Loro batterebbero

Conditionalis I

  • ik zou houwen
  • jij zou houwen
  • hij/zij/het zou houwen
  • wij zouden houwen
  • jullie zouden houwen
  • zij zouden houwen

Condizionale passato

  • io avrei battuto
  • tu avresti battuto
  • lui/lei/Lei avrebbe battuto
  • noi avremmo battuto
  • voi/Voi avreste battuto
  • loro/Loro avrebbero battuto

Conditionalis II

  • ik zou hebben gehouwen
  • jij zou hebben gehouwen
  • hij/zij/het zou hebben gehouwen
  • wij zouden hebben gehouwen
  • jullie zouden hebben gehouwen
  • zij zouden hebben gehouwen

Imperativo

  • tu batti
  • voi/Voi battete

Imperatief

  • jij houw
  • jullie houwt