Vervoeging van calunniare
Onbepaalde wijs (infinitief): calunniare
Italiaans
Nederlands
Presente
- io calunnio
- tu calunni
- lui/lei/Lei calunnia
- noi calunniamo
- voi/Voi calunniate
- loro/Loro calunniano
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik belaster
- jij belastert
- hij/zij/het belastert
- wij belasteren
- jullie belasteren
- zij belasteren
Imperfetto
- io calunniavo
- tu calunniavi
- lui/lei/Lei calunniava
- noi calunniavamo
- voi/Voi calunniavate
- loro/Loro calunniavano
Onvoltooid verleden tijd
- ik belasterde
- jij belasterde
- hij/zij/het belasterde
- wij belasterden
- jullie belasterden
- zij belasterden
Passato prossimo
- io ho calunniato
- tu hai calunniato
- lui/lei/Lei ha calunniato
- noi abbiamo calunniato
- voi/Voi avete calunniato
- loro/Loro hanno calunniato
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb belasterd
- jij hebt belasterd
- hij/zij/het heeft belasterd
- wij hebben belasterd
- jullie hebben belasterd
- zij hebben belasterd
Trapassato prossimo
- io avevo calunniato
- tu avevi calunniato
- lui/lei/Lei aveva calunniato
- noi avevamo calunniato
- voi/Voi avevate calunniato
- loro/Loro avevano calunniato
Voltooid verleden tijd
- ik had belasterd
- jij had belasterd
- hij/zij/het had belasterd
- wij hadden belasterd
- jullie hadden belasterd
- zij hadden belasterd
Futuro semplice
- io calunnierò
- tu calunnierai
- lui/lei/Lei calunnierà
- noi calunnieremo
- voi/Voi calunnierete
- loro/Loro calunnieranno
Toekomende tijd I
- ik zal belasteren
- jij zult belasteren
- hij/zij/het zal belasteren
- wij zullen belasteren
- jullie zullen belasteren
- zij zullen belasteren
Futuro anteriore
- io avrò calunniato
- tu avrai calunniato
- lui/lei/Lei avrà calunniato
- noi avremo calunniato
- voi/Voi avrete calunniato
- loro/Loro avranno calunniato
Toekomende tijd II
- ik zal belasterd hebben
- jij zult belasterd hebben
- hij/zij/het zal belasterd hebben
- wij zullen belasterd hebben
- jullie zullen belasterd hebben
- zij zullen belasterd hebben
Condizionale presente
- io calunnierei
- tu calunnieresti
- lui/lei/Lei calunnierebbe
- noi calunnieremmo
- voi/Voi calunniereste
- loro/Loro calunnierebbero
Conditionalis I
- ik zou belasteren
- jij zou belasteren
- hij/zij/het zou belasteren
- wij zouden belasteren
- jullie zouden belasteren
- zij zouden belasteren
Condizionale passato
- io avrei calunniato
- tu avresti calunniato
- lui/lei/Lei avrebbe calunniato
- noi avremmo calunniato
- voi/Voi avreste calunniato
- loro/Loro avrebbero calunniato
Conditionalis II
- ik zou hebben belasterd
- jij zou hebben belasterd
- hij/zij/het zou hebben belasterd
- wij zouden hebben belasterd
- jullie zouden hebben belasterd
- zij zouden hebben belasterd
Imperativo
- tu calunnia
- voi/Voi calunniate
Imperatief
- jij belaster
- jullie belastert