Vervoeging van chiedere

Italiaans

Nederlands

Presente

  • io chiedo
  • tu chiedi
  • lui/lei/Lei chiede
  • noi chiediamo
  • voi/Voi chiedete
  • loro/Loro chiedono

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik roep in
  • jij roept in
  • hij/zij/het roept in
  • wij roepen in
  • jullie roepen in
  • zij roepen in

Imperfetto

  • io chiedevo
  • tu chiedevi
  • lui/lei/Lei chiedeva
  • noi chiedevamo
  • voi/Voi chiedevate
  • loro/Loro chiedevano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik riep in
  • jij riep in
  • hij/zij/het riep in
  • wij riepen in
  • jullie riepen in
  • zij riepen in

Passato prossimo

  • io ho chiesto
  • tu hai chiesto
  • lui/lei/Lei ha chiesto
  • noi abbiamo chiesto
  • voi/Voi avete chiesto
  • loro/Loro hanno chiesto

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ingeroepen
  • jij hebt ingeroepen
  • hij/zij/het heeft ingeroepen
  • wij hebben ingeroepen
  • jullie hebben ingeroepen
  • zij hebben ingeroepen

Trapassato prossimo

  • io avevo chiesto
  • tu avevi chiesto
  • lui/lei/Lei aveva chiesto
  • noi avevamo chiesto
  • voi/Voi avevate chiesto
  • loro/Loro avevano chiesto

Voltooid verleden tijd

  • ik had ingeroepen
  • jij had ingeroepen
  • hij/zij/het had ingeroepen
  • wij hadden ingeroepen
  • jullie hadden ingeroepen
  • zij hadden ingeroepen

Futuro semplice

  • io chiederò
  • tu chiederai
  • lui/lei/Lei chiederà
  • noi chiederemo
  • voi/Voi chiederete
  • loro/Loro chiederanno

Toekomende tijd I

  • ik zal inroepen
  • jij zult inroepen
  • hij/zij/het zal inroepen
  • wij zullen inroepen
  • jullie zullen inroepen
  • zij zullen inroepen

Futuro anteriore

  • io avrò chiesto
  • tu avrai chiesto
  • lui/lei/Lei avrà chiesto
  • noi avremo chiesto
  • voi/Voi avrete chiesto
  • loro/Loro avranno chiesto

Toekomende tijd II

  • ik zal ingeroepen hebben
  • jij zult ingeroepen hebben
  • hij/zij/het zal ingeroepen hebben
  • wij zullen ingeroepen hebben
  • jullie zullen ingeroepen hebben
  • zij zullen ingeroepen hebben

Condizionale presente

  • io chiederei
  • tu chiederesti
  • lui/lei/Lei chiederebbe
  • noi chiederemmo
  • voi/Voi chiedereste
  • loro/Loro chiederebbero

Conditionalis I

  • ik zou inroepen
  • jij zou inroepen
  • hij/zij/het zou inroepen
  • wij zouden inroepen
  • jullie zouden inroepen
  • zij zouden inroepen

Condizionale passato

  • io avrei chiesto
  • tu avresti chiesto
  • lui/lei/Lei avrebbe chiesto
  • noi avremmo chiesto
  • voi/Voi avreste chiesto
  • loro/Loro avrebbero chiesto

Conditionalis II

  • ik zou hebben ingeroepen
  • jij zou hebben ingeroepen
  • hij/zij/het zou hebben ingeroepen
  • wij zouden hebben ingeroepen
  • jullie zouden hebben ingeroepen
  • zij zouden hebben ingeroepen

Imperativo

  • tu chiedi
  • voi/Voi chiedete

Imperatief

  • jij roep in
  • jullie roept in