Vervoeging van confermare
Onbepaalde wijs (infinitief): confermare
Italiaans
Nederlands
Presente
- io confermo
- tu confermi
- lui/lei/Lei conferma
- noi confermiamo
- voi/Voi confermate
- loro/Loro confermano
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bekrachtig
- jij bekrachtigt
- hij/zij/het bekrachtigt
- wij bekrachtigen
- jullie bekrachtigen
- zij bekrachtigen
Imperfetto
- io confermavo
- tu confermavi
- lui/lei/Lei confermava
- noi confermavamo
- voi/Voi confermavate
- loro/Loro confermavano
Onvoltooid verleden tijd
- ik bekrachtigde
- jij bekrachtigde
- hij/zij/het bekrachtigde
- wij bekrachtigden
- jullie bekrachtigden
- zij bekrachtigden
Passato prossimo
- io ho confermato
- tu hai confermato
- lui/lei/Lei ha confermato
- noi abbiamo confermato
- voi/Voi avete confermato
- loro/Loro hanno confermato
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bekrachtigd
- jij hebt bekrachtigd
- hij/zij/het heeft bekrachtigd
- wij hebben bekrachtigd
- jullie hebben bekrachtigd
- zij hebben bekrachtigd
Trapassato prossimo
- io avevo confermato
- tu avevi confermato
- lui/lei/Lei aveva confermato
- noi avevamo confermato
- voi/Voi avevate confermato
- loro/Loro avevano confermato
Voltooid verleden tijd
- ik had bekrachtigd
- jij had bekrachtigd
- hij/zij/het had bekrachtigd
- wij hadden bekrachtigd
- jullie hadden bekrachtigd
- zij hadden bekrachtigd
Futuro semplice
- io confermerò
- tu confermerai
- lui/lei/Lei confermerà
- noi confermeremo
- voi/Voi confermerete
- loro/Loro confermeranno
Toekomende tijd I
- ik zal bekrachtigen
- jij zult bekrachtigen
- hij/zij/het zal bekrachtigen
- wij zullen bekrachtigen
- jullie zullen bekrachtigen
- zij zullen bekrachtigen
Futuro anteriore
- io avrò confermato
- tu avrai confermato
- lui/lei/Lei avrà confermato
- noi avremo confermato
- voi/Voi avrete confermato
- loro/Loro avranno confermato
Toekomende tijd II
- ik zal bekrachtigd hebben
- jij zult bekrachtigd hebben
- hij/zij/het zal bekrachtigd hebben
- wij zullen bekrachtigd hebben
- jullie zullen bekrachtigd hebben
- zij zullen bekrachtigd hebben
Condizionale presente
- io confermerei
- tu confermeresti
- lui/lei/Lei confermerebbe
- noi confermeremmo
- voi/Voi confermereste
- loro/Loro confermerebbero
Conditionalis I
- ik zou bekrachtigen
- jij zou bekrachtigen
- hij/zij/het zou bekrachtigen
- wij zouden bekrachtigen
- jullie zouden bekrachtigen
- zij zouden bekrachtigen
Condizionale passato
- io avrei confermato
- tu avresti confermato
- lui/lei/Lei avrebbe confermato
- noi avremmo confermato
- voi/Voi avreste confermato
- loro/Loro avrebbero confermato
Conditionalis II
- ik zou hebben bekrachtigd
- jij zou hebben bekrachtigd
- hij/zij/het zou hebben bekrachtigd
- wij zouden hebben bekrachtigd
- jullie zouden hebben bekrachtigd
- zij zouden hebben bekrachtigd
Imperativo
- tu conferma
- voi/Voi confermate
Imperatief
- jij bekrachtig
- jullie bekrachtigt