Vervoeging van cremare
Onbepaalde wijs (infinitief): cremare
Italiaans
Nederlands
Presente
- io cremo
- tu cremi
- lui/lei/Lei crema
- noi cremiamo
- voi/Voi cremate
- loro/Loro cremano
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik cremeer
- jij cremeert
- hij/zij/het cremeert
- wij cremeren
- jullie cremeren
- zij cremeren
Imperfetto
- io cremavo
- tu cremavi
- lui/lei/Lei cremava
- noi cremavamo
- voi/Voi cremavate
- loro/Loro cremavano
Onvoltooid verleden tijd
- ik cremeerde
- jij cremeerde
- hij/zij/het cremeerde
- wij cremeerden
- jullie cremeerden
- zij cremeerden
Passato prossimo
- io ho cremato
- tu hai cremato
- lui/lei/Lei ha cremato
- noi abbiamo cremato
- voi/Voi avete cremato
- loro/Loro hanno cremato
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gecremeerd
- jij hebt gecremeerd
- hij/zij/het heeft gecremeerd
- wij hebben gecremeerd
- jullie hebben gecremeerd
- zij hebben gecremeerd
Trapassato prossimo
- io avevo cremato
- tu avevi cremato
- lui/lei/Lei aveva cremato
- noi avevamo cremato
- voi/Voi avevate cremato
- loro/Loro avevano cremato
Voltooid verleden tijd
- ik had gecremeerd
- jij had gecremeerd
- hij/zij/het had gecremeerd
- wij hadden gecremeerd
- jullie hadden gecremeerd
- zij hadden gecremeerd
Futuro semplice
- io cremerò
- tu cremerai
- lui/lei/Lei cremerà
- noi cremeremo
- voi/Voi cremerete
- loro/Loro cremeranno
Toekomende tijd I
- ik zal cremeren
- jij zult cremeren
- hij/zij/het zal cremeren
- wij zullen cremeren
- jullie zullen cremeren
- zij zullen cremeren
Futuro anteriore
- io avrò cremato
- tu avrai cremato
- lui/lei/Lei avrà cremato
- noi avremo cremato
- voi/Voi avrete cremato
- loro/Loro avranno cremato
Toekomende tijd II
- ik zal gecremeerd hebben
- jij zult gecremeerd hebben
- hij/zij/het zal gecremeerd hebben
- wij zullen gecremeerd hebben
- jullie zullen gecremeerd hebben
- zij zullen gecremeerd hebben
Condizionale presente
- io cremerei
- tu cremeresti
- lui/lei/Lei cremerebbe
- noi cremeremmo
- voi/Voi cremereste
- loro/Loro cremerebbero
Conditionalis I
- ik zou cremeren
- jij zou cremeren
- hij/zij/het zou cremeren
- wij zouden cremeren
- jullie zouden cremeren
- zij zouden cremeren
Condizionale passato
- io avrei cremato
- tu avresti cremato
- lui/lei/Lei avrebbe cremato
- noi avremmo cremato
- voi/Voi avreste cremato
- loro/Loro avrebbero cremato
Conditionalis II
- ik zou hebben gecremeerd
- jij zou hebben gecremeerd
- hij/zij/het zou hebben gecremeerd
- wij zouden hebben gecremeerd
- jullie zouden hebben gecremeerd
- zij zouden hebben gecremeerd
Imperativo
- tu crema
- voi/Voi cremate
Imperatief
- jij cremeer
- jullie cremeert