Vervoeging van destinare
Onbepaalde wijs (infinitief): destinare
Italiaans
Nederlands
Presente
- io destino
- tu destini
- lui/lei/Lei destina
- noi destiniamo
- voi/Voi destinate
- loro/Loro destinano
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bestem
- jij bestemt
- hij/zij/het bestemt
- wij bestemmen
- jullie bestemmen
- zij bestemmen
Imperfetto
- io destinavo
- tu destinavi
- lui/lei/Lei destinava
- noi destinavamo
- voi/Voi destinavate
- loro/Loro destinavano
Onvoltooid verleden tijd
- ik bestemde
- jij bestemde
- hij/zij/het bestemde
- wij bestemden
- jullie bestemden
- zij bestemden
Passato prossimo
- io ho destinato
- tu hai destinato
- lui/lei/Lei ha destinato
- noi abbiamo destinato
- voi/Voi avete destinato
- loro/Loro hanno destinato
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bestemd
- jij hebt bestemd
- hij/zij/het heeft bestemd
- wij hebben bestemd
- jullie hebben bestemd
- zij hebben bestemd
Trapassato prossimo
- io avevo destinato
- tu avevi destinato
- lui/lei/Lei aveva destinato
- noi avevamo destinato
- voi/Voi avevate destinato
- loro/Loro avevano destinato
Voltooid verleden tijd
- ik had bestemd
- jij had bestemd
- hij/zij/het had bestemd
- wij hadden bestemd
- jullie hadden bestemd
- zij hadden bestemd
Futuro semplice
- io destinerò
- tu destinerai
- lui/lei/Lei destinerà
- noi destineremo
- voi/Voi destinerete
- loro/Loro destineranno
Toekomende tijd I
- ik zal bestemmen
- jij zult bestemmen
- hij/zij/het zal bestemmen
- wij zullen bestemmen
- jullie zullen bestemmen
- zij zullen bestemmen
Futuro anteriore
- io avrò destinato
- tu avrai destinato
- lui/lei/Lei avrà destinato
- noi avremo destinato
- voi/Voi avrete destinato
- loro/Loro avranno destinato
Toekomende tijd II
- ik zal bestemd hebben
- jij zult bestemd hebben
- hij/zij/het zal bestemd hebben
- wij zullen bestemd hebben
- jullie zullen bestemd hebben
- zij zullen bestemd hebben
Condizionale presente
- io destinerei
- tu destineresti
- lui/lei/Lei destinerebbe
- noi destineremmo
- voi/Voi destinereste
- loro/Loro destinerebbero
Conditionalis I
- ik zou bestemmen
- jij zou bestemmen
- hij/zij/het zou bestemmen
- wij zouden bestemmen
- jullie zouden bestemmen
- zij zouden bestemmen
Condizionale passato
- io avrei destinato
- tu avresti destinato
- lui/lei/Lei avrebbe destinato
- noi avremmo destinato
- voi/Voi avreste destinato
- loro/Loro avrebbero destinato
Conditionalis II
- ik zou hebben bestemd
- jij zou hebben bestemd
- hij/zij/het zou hebben bestemd
- wij zouden hebben bestemd
- jullie zouden hebben bestemd
- zij zouden hebben bestemd
Imperativo
- tu destina
- voi/Voi destinate
Imperatief
- jij bestem
- jullie bestemt