Vervoeging van dragare
Onbepaalde wijs (infinitief): dragare
Italiaans
Nederlands
Presente
- io drago
- tu draghi
- lui/lei/Lei draga
- noi draghiamo
- voi/Voi dragate
- loro/Loro dragano
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bagger
- jij baggert
- hij/zij/het baggert
- wij baggeren
- jullie baggeren
- zij baggeren
Imperfetto
- io dragavo
- tu dragavi
- lui/lei/Lei dragava
- noi dragavamo
- voi/Voi dragavate
- loro/Loro dragavano
Onvoltooid verleden tijd
- ik baggerde
- jij baggerde
- hij/zij/het baggerde
- wij baggerden
- jullie baggerden
- zij baggerden
Passato prossimo
- io ho dragato
- tu hai dragato
- lui/lei/Lei ha dragato
- noi abbiamo dragato
- voi/Voi avete dragato
- loro/Loro hanno dragato
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gebaggerd
- jij hebt gebaggerd
- hij/zij/het heeft gebaggerd
- wij hebben gebaggerd
- jullie hebben gebaggerd
- zij hebben gebaggerd
Trapassato prossimo
- io avevo dragato
- tu avevi dragato
- lui/lei/Lei aveva dragato
- noi avevamo dragato
- voi/Voi avevate dragato
- loro/Loro avevano dragato
Voltooid verleden tijd
- ik had gebaggerd
- jij had gebaggerd
- hij/zij/het had gebaggerd
- wij hadden gebaggerd
- jullie hadden gebaggerd
- zij hadden gebaggerd
Futuro semplice
- io dragherò
- tu dragherai
- lui/lei/Lei dragherà
- noi dragheremo
- voi/Voi dragherete
- loro/Loro dragheranno
Toekomende tijd I
- ik zal baggeren
- jij zult baggeren
- hij/zij/het zal baggeren
- wij zullen baggeren
- jullie zullen baggeren
- zij zullen baggeren
Futuro anteriore
- io avrò dragato
- tu avrai dragato
- lui/lei/Lei avrà dragato
- noi avremo dragato
- voi/Voi avrete dragato
- loro/Loro avranno dragato
Toekomende tijd II
- ik zal gebaggerd hebben
- jij zult gebaggerd hebben
- hij/zij/het zal gebaggerd hebben
- wij zullen gebaggerd hebben
- jullie zullen gebaggerd hebben
- zij zullen gebaggerd hebben
Condizionale presente
- io dragherei
- tu dragheresti
- lui/lei/Lei dragherebbe
- noi dragheremmo
- voi/Voi draghereste
- loro/Loro dragherebbero
Conditionalis I
- ik zou baggeren
- jij zou baggeren
- hij/zij/het zou baggeren
- wij zouden baggeren
- jullie zouden baggeren
- zij zouden baggeren
Condizionale passato
- io avrei dragato
- tu avresti dragato
- lui/lei/Lei avrebbe dragato
- noi avremmo dragato
- voi/Voi avreste dragato
- loro/Loro avrebbero dragato
Conditionalis II
- ik zou hebben gebaggerd
- jij zou hebben gebaggerd
- hij/zij/het zou hebben gebaggerd
- wij zouden hebben gebaggerd
- jullie zouden hebben gebaggerd
- zij zouden hebben gebaggerd
Imperativo
- tu draga
- voi/Voi dragate
Imperatief
- jij bagger
- jullie baggert