Vervoeging van esiliare

Italiaans

Nederlands

Presente

  • io esilio
  • tu esili
  • lui/lei/Lei esilia
  • noi esiliamo
  • voi/Voi esiliate
  • loro/Loro esiliano

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ban uit
  • jij bant uit
  • hij/zij/het bant uit
  • wij bannen uit
  • jullie bannen uit
  • zij bannen uit

Imperfetto

  • io esiliavo
  • tu esiliavi
  • lui/lei/Lei esiliava
  • noi esiliavamo
  • voi/Voi esiliavate
  • loro/Loro esiliavano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bande uit
  • jij bande uit
  • hij/zij/het bande uit
  • wij banden uit
  • jullie banden uit
  • zij banden uit

Passato prossimo

  • io ho esiliato
  • tu hai esiliato
  • lui/lei/Lei ha esiliato
  • noi abbiamo esiliato
  • voi/Voi avete esiliato
  • loro/Loro hanno esiliato

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb uitgebannen
  • jij hebt uitgebannen
  • hij/zij/het heeft uitgebannen
  • wij hebben uitgebannen
  • jullie hebben uitgebannen
  • zij hebben uitgebannen

Trapassato prossimo

  • io avevo esiliato
  • tu avevi esiliato
  • lui/lei/Lei aveva esiliato
  • noi avevamo esiliato
  • voi/Voi avevate esiliato
  • loro/Loro avevano esiliato

Voltooid verleden tijd

  • ik had uitgebannen
  • jij had uitgebannen
  • hij/zij/het had uitgebannen
  • wij hadden uitgebannen
  • jullie hadden uitgebannen
  • zij hadden uitgebannen

Futuro semplice

  • io esilierò
  • tu esilierai
  • lui/lei/Lei esilierà
  • noi esilieremo
  • voi/Voi esilierete
  • loro/Loro esilieranno

Toekomende tijd I

  • ik zal uitbannen
  • jij zult uitbannen
  • hij/zij/het zal uitbannen
  • wij zullen uitbannen
  • jullie zullen uitbannen
  • zij zullen uitbannen

Futuro anteriore

  • io avrò esiliato
  • tu avrai esiliato
  • lui/lei/Lei avrà esiliato
  • noi avremo esiliato
  • voi/Voi avrete esiliato
  • loro/Loro avranno esiliato

Toekomende tijd II

  • ik zal uitgebannen hebben
  • jij zult uitgebannen hebben
  • hij/zij/het zal uitgebannen hebben
  • wij zullen uitgebannen hebben
  • jullie zullen uitgebannen hebben
  • zij zullen uitgebannen hebben

Condizionale presente

  • io esilierei
  • tu esilieresti
  • lui/lei/Lei esilierebbe
  • noi esilieremmo
  • voi/Voi esiliereste
  • loro/Loro esilierebbero

Conditionalis I

  • ik zou uitbannen
  • jij zou uitbannen
  • hij/zij/het zou uitbannen
  • wij zouden uitbannen
  • jullie zouden uitbannen
  • zij zouden uitbannen

Condizionale passato

  • io avrei esiliato
  • tu avresti esiliato
  • lui/lei/Lei avrebbe esiliato
  • noi avremmo esiliato
  • voi/Voi avreste esiliato
  • loro/Loro avrebbero esiliato

Conditionalis II

  • ik zou hebben uitgebannen
  • jij zou hebben uitgebannen
  • hij/zij/het zou hebben uitgebannen
  • wij zouden hebben uitgebannen
  • jullie zouden hebben uitgebannen
  • zij zouden hebben uitgebannen

Imperativo

  • tu esilia
  • voi/Voi esiliate

Imperatief

  • jij ban uit
  • jullie bant uit