Vervoeging van ingrandire
Onbepaalde wijs (infinitief): ingrandire
Italiaans
Nederlands
Presente
- io ingrandisco
- tu ingrandisci
- lui/lei/Lei ingrandisce
- noi ingrandiamo
- voi/Voi ingrandite
- loro/Loro ingrandiscono
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik breid uit
- jij breidt uit
- hij/zij/het breidt uit
- wij breiden uit
- jullie breiden uit
- zij breiden uit
Imperfetto
- io ingrandivo
- tu ingrandivi
- lui/lei/Lei ingrandiva
- noi ingrandivamo
- voi/Voi ingrandivate
- loro/Loro ingrandivano
Onvoltooid verleden tijd
- ik breidde uit
- jij breidde uit
- hij/zij/het breidde uit
- wij breidden uit
- jullie breidden uit
- zij breidden uit
Passato prossimo
- io ho ingrandito
- tu hai ingrandito
- lui/lei/Lei ha ingrandito
- noi abbiamo ingrandito
- voi/Voi avete ingrandito
- loro/Loro hanno ingrandito
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitgebreid
- jij hebt uitgebreid
- hij/zij/het heeft uitgebreid
- wij hebben uitgebreid
- jullie hebben uitgebreid
- zij hebben uitgebreid
Trapassato prossimo
- io avevo ingrandito
- tu avevi ingrandito
- lui/lei/Lei aveva ingrandito
- noi avevamo ingrandito
- voi/Voi avevate ingrandito
- loro/Loro avevano ingrandito
Voltooid verleden tijd
- ik had uitgebreid
- jij had uitgebreid
- hij/zij/het had uitgebreid
- wij hadden uitgebreid
- jullie hadden uitgebreid
- zij hadden uitgebreid
Futuro semplice
- io ingrandirò
- tu ingrandirai
- lui/lei/Lei ingrandirà
- noi ingrandiremo
- voi/Voi ingrandirete
- loro/Loro ingrandiranno
Toekomende tijd I
- ik zal uitbreiden
- jij zult uitbreiden
- hij/zij/het zal uitbreiden
- wij zullen uitbreiden
- jullie zullen uitbreiden
- zij zullen uitbreiden
Futuro anteriore
- io avrò ingrandito
- tu avrai ingrandito
- lui/lei/Lei avrà ingrandito
- noi avremo ingrandito
- voi/Voi avrete ingrandito
- loro/Loro avranno ingrandito
Toekomende tijd II
- ik zal uitgebreid hebben
- jij zult uitgebreid hebben
- hij/zij/het zal uitgebreid hebben
- wij zullen uitgebreid hebben
- jullie zullen uitgebreid hebben
- zij zullen uitgebreid hebben
Condizionale presente
- io ingrandirei
- tu ingrandiresti
- lui/lei/Lei ingrandirebbe
- noi ingrandiremmo
- voi/Voi ingrandireste
- loro/Loro ingrandirebbero
Conditionalis I
- ik zou uitbreiden
- jij zou uitbreiden
- hij/zij/het zou uitbreiden
- wij zouden uitbreiden
- jullie zouden uitbreiden
- zij zouden uitbreiden
Condizionale passato
- io avrei ingrandito
- tu avresti ingrandito
- lui/lei/Lei avrebbe ingrandito
- noi avremmo ingrandito
- voi/Voi avreste ingrandito
- loro/Loro avrebbero ingrandito
Conditionalis II
- ik zou hebben uitgebreid
- jij zou hebben uitgebreid
- hij/zij/het zou hebben uitgebreid
- wij zouden hebben uitgebreid
- jullie zouden hebben uitgebreid
- zij zouden hebben uitgebreid
Imperativo
- tu ingrandisci
- voi/Voi ingrandite
Imperatief
- jij breid uit
- jullie breidt uit