Vervoeging van nascondere

Italiaans

Nederlands

Presente

  • io nascondo
  • tu nascondi
  • lui/lei/Lei nasconde
  • noi nascondiamo
  • voi/Voi nascondete
  • loro/Loro nascondono

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ontveins
  • jij ontveinst
  • hij/zij/het ontveinst
  • wij ontveinzen
  • jullie ontveinzen
  • zij ontveinzen

Imperfetto

  • io nascondevo
  • tu nascondevi
  • lui/lei/Lei nascondeva
  • noi nascondevamo
  • voi/Voi nascondevate
  • loro/Loro nascondevano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ontveinsde
  • jij ontveinsde
  • hij/zij/het ontveinsde
  • wij ontveinsden
  • jullie ontveinsden
  • zij ontveinsden

Passato prossimo

  • io ho nascosto
  • tu hai nascosto
  • lui/lei/Lei ha nascosto
  • noi abbiamo nascosto
  • voi/Voi avete nascosto
  • loro/Loro hanno nascosto

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ontveinsd
  • jij hebt ontveinsd
  • hij/zij/het heeft ontveinsd
  • wij hebben ontveinsd
  • jullie hebben ontveinsd
  • zij hebben ontveinsd

Trapassato prossimo

  • io avevo nascosto
  • tu avevi nascosto
  • lui/lei/Lei aveva nascosto
  • noi avevamo nascosto
  • voi/Voi avevate nascosto
  • loro/Loro avevano nascosto

Voltooid verleden tijd

  • ik had ontveinsd
  • jij had ontveinsd
  • hij/zij/het had ontveinsd
  • wij hadden ontveinsd
  • jullie hadden ontveinsd
  • zij hadden ontveinsd

Futuro semplice

  • io nasconderò
  • tu nasconderai
  • lui/lei/Lei nasconderà
  • noi nasconderemo
  • voi/Voi nasconderete
  • loro/Loro nasconderanno

Toekomende tijd I

  • ik zal ontveinzen
  • jij zult ontveinzen
  • hij/zij/het zal ontveinzen
  • wij zullen ontveinzen
  • jullie zullen ontveinzen
  • zij zullen ontveinzen

Futuro anteriore

  • io avrò nascosto
  • tu avrai nascosto
  • lui/lei/Lei avrà nascosto
  • noi avremo nascosto
  • voi/Voi avrete nascosto
  • loro/Loro avranno nascosto

Toekomende tijd II

  • ik zal ontveinsd hebben
  • jij zult ontveinsd hebben
  • hij/zij/het zal ontveinsd hebben
  • wij zullen ontveinsd hebben
  • jullie zullen ontveinsd hebben
  • zij zullen ontveinsd hebben

Condizionale presente

  • io nasconderei
  • tu nasconderesti
  • lui/lei/Lei nasconderebbe
  • noi nasconderemmo
  • voi/Voi nascondereste
  • loro/Loro nasconderebbero

Conditionalis I

  • ik zou ontveinzen
  • jij zou ontveinzen
  • hij/zij/het zou ontveinzen
  • wij zouden ontveinzen
  • jullie zouden ontveinzen
  • zij zouden ontveinzen

Condizionale passato

  • io avrei nascosto
  • tu avresti nascosto
  • lui/lei/Lei avrebbe nascosto
  • noi avremmo nascosto
  • voi/Voi avreste nascosto
  • loro/Loro avrebbero nascosto

Conditionalis II

  • ik zou hebben ontveinsd
  • jij zou hebben ontveinsd
  • hij/zij/het zou hebben ontveinsd
  • wij zouden hebben ontveinsd
  • jullie zouden hebben ontveinsd
  • zij zouden hebben ontveinsd

Imperativo

  • tu nascondi
  • voi/Voi nascondete

Imperatief

  • jij ontveins
  • jullie ontveinst