Vervoeging van reagire
Onbepaalde wijs (infinitief): reagire
Italiaans
Nederlands
Presente
- io reagisco
- tu reagisci
- lui/lei/Lei reagisce
- noi reagiamo
- voi/Voi reagite
- loro/Loro reagiscono
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik reageer
- jij reageert
- hij/zij/het reageert
- wij reageren
- jullie reageren
- zij reageren
Imperfetto
- io reagivo
- tu reagivi
- lui/lei/Lei reagiva
- noi reagivamo
- voi/Voi reagivate
- loro/Loro reagivano
Onvoltooid verleden tijd
- ik reageerde
- jij reageerde
- hij/zij/het reageerde
- wij reageerden
- jullie reageerden
- zij reageerden
Passato prossimo
- io ho reagito
- tu hai reagito
- lui/lei/Lei ha reagito
- noi abbiamo reagito
- voi/Voi avete reagito
- loro/Loro hanno reagito
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gereageerd
- jij hebt gereageerd
- hij/zij/het heeft gereageerd
- wij hebben gereageerd
- jullie hebben gereageerd
- zij hebben gereageerd
Trapassato prossimo
- io avevo reagito
- tu avevi reagito
- lui/lei/Lei aveva reagito
- noi avevamo reagito
- voi/Voi avevate reagito
- loro/Loro avevano reagito
Voltooid verleden tijd
- ik had gereageerd
- jij had gereageerd
- hij/zij/het had gereageerd
- wij hadden gereageerd
- jullie hadden gereageerd
- zij hadden gereageerd
Futuro semplice
- io reagirò
- tu reagirai
- lui/lei/Lei reagirà
- noi reagiremo
- voi/Voi reagirete
- loro/Loro reagiranno
Toekomende tijd I
- ik zal reageren
- jij zult reageren
- hij/zij/het zal reageren
- wij zullen reageren
- jullie zullen reageren
- zij zullen reageren
Futuro anteriore
- io avrò reagito
- tu avrai reagito
- lui/lei/Lei avrà reagito
- noi avremo reagito
- voi/Voi avrete reagito
- loro/Loro avranno reagito
Toekomende tijd II
- ik zal gereageerd hebben
- jij zult gereageerd hebben
- hij/zij/het zal gereageerd hebben
- wij zullen gereageerd hebben
- jullie zullen gereageerd hebben
- zij zullen gereageerd hebben
Condizionale presente
- io reagirei
- tu reagiresti
- lui/lei/Lei reagirebbe
- noi reagiremmo
- voi/Voi reagireste
- loro/Loro reagirebbero
Conditionalis I
- ik zou reageren
- jij zou reageren
- hij/zij/het zou reageren
- wij zouden reageren
- jullie zouden reageren
- zij zouden reageren
Condizionale passato
- io avrei reagito
- tu avresti reagito
- lui/lei/Lei avrebbe reagito
- noi avremmo reagito
- voi/Voi avreste reagito
- loro/Loro avrebbero reagito
Conditionalis II
- ik zou hebben gereageerd
- jij zou hebben gereageerd
- hij/zij/het zou hebben gereageerd
- wij zouden hebben gereageerd
- jullie zouden hebben gereageerd
- zij zouden hebben gereageerd
Imperativo
- tu reagisci
- voi/Voi reagite
Imperatief
- jij reageer
- jullie reageert