Vervoeging van rimescolare
Onbepaalde wijs (infinitief): rimescolare
Italiaans
Nederlands
Presente
- io rimescolo
- tu rimescoli
- lui/lei/Lei rimescola
- noi rimescoliamo
- voi/Voi rimescolate
- loro/Loro rimescolano
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik agiteer
- jij agiteert
- hij/zij/het agiteert
- wij agiteren
- jullie agiteren
- zij agiteren
Imperfetto
- io rimescolavo
- tu rimescolavi
- lui/lei/Lei rimescolava
- noi rimescolavamo
- voi/Voi rimescolavate
- loro/Loro rimescolavano
Onvoltooid verleden tijd
- ik agiteerde
- jij agiteerde
- hij/zij/het agiteerde
- wij agiteerden
- jullie agiteerden
- zij agiteerden
Passato prossimo
- io ho rimescolato
- tu hai rimescolato
- lui/lei/Lei ha rimescolato
- noi abbiamo rimescolato
- voi/Voi avete rimescolato
- loro/Loro hanno rimescolato
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geagiteerd
- jij hebt geagiteerd
- hij/zij/het heeft geagiteerd
- wij hebben geagiteerd
- jullie hebben geagiteerd
- zij hebben geagiteerd
Trapassato prossimo
- io avevo rimescolato
- tu avevi rimescolato
- lui/lei/Lei aveva rimescolato
- noi avevamo rimescolato
- voi/Voi avevate rimescolato
- loro/Loro avevano rimescolato
Voltooid verleden tijd
- ik had geagiteerd
- jij had geagiteerd
- hij/zij/het had geagiteerd
- wij hadden geagiteerd
- jullie hadden geagiteerd
- zij hadden geagiteerd
Futuro semplice
- io rimescolerò
- tu rimescolerai
- lui/lei/Lei rimescolerà
- noi rimescoleremo
- voi/Voi rimescolerete
- loro/Loro rimescoleranno
Toekomende tijd I
- ik zal agiteren
- jij zult agiteren
- hij/zij/het zal agiteren
- wij zullen agiteren
- jullie zullen agiteren
- zij zullen agiteren
Futuro anteriore
- io avrò rimescolato
- tu avrai rimescolato
- lui/lei/Lei avrà rimescolato
- noi avremo rimescolato
- voi/Voi avrete rimescolato
- loro/Loro avranno rimescolato
Toekomende tijd II
- ik zal geagiteerd hebben
- jij zult geagiteerd hebben
- hij/zij/het zal geagiteerd hebben
- wij zullen geagiteerd hebben
- jullie zullen geagiteerd hebben
- zij zullen geagiteerd hebben
Condizionale presente
- io rimescolerei
- tu rimescoleresti
- lui/lei/Lei rimescolerebbe
- noi rimescoleremmo
- voi/Voi rimescolereste
- loro/Loro rimescolerebbero
Conditionalis I
- ik zou agiteren
- jij zou agiteren
- hij/zij/het zou agiteren
- wij zouden agiteren
- jullie zouden agiteren
- zij zouden agiteren
Condizionale passato
- io avrei rimescolato
- tu avresti rimescolato
- lui/lei/Lei avrebbe rimescolato
- noi avremmo rimescolato
- voi/Voi avreste rimescolato
- loro/Loro avrebbero rimescolato
Conditionalis II
- ik zou hebben geagiteerd
- jij zou hebben geagiteerd
- hij/zij/het zou hebben geagiteerd
- wij zouden hebben geagiteerd
- jullie zouden hebben geagiteerd
- zij zouden hebben geagiteerd
Imperativo
- tu rimescola
- voi/Voi rimescolate
Imperatief
- jij agiteer
- jullie agiteert